Jasper S. komt waarschijnlijk nooit met afdoende verklaring voor zijn gedrag
Omdat zijn daad op geen enkele manier met redelijkheid of rationaliteit te maken heeft, zal Jasper S., de moordenaar van Marianne Vaatstra, waarschijnlijk nooit een afdoende verklaring kunnen geven voor zijn gedrag, stelt Femke Hagoort-Vergeer.
De vader van Marianne Vaatstra reageerde teleurgesteld op de houding van Jasper S., de moordenaar van zijn dochter (RD 30-3). Jasper S. lijkt zich tot nu toe coöperatief op te stellen in zijn proces. Hij is zelfs tot op zekere hoogte bereid informatie te geven over zijn motieven en over de laatste momenten van Mariannes leven. Verder geeft hij aan spijt en wroeging te ervaren. Hij laat emoties zien en lijkt daarmee over enige empathie te beschikken, zeker ook in vergelijking met sommige andere daders van soortgelijke misdrijven. Geregeld hullen daders van dergelijke misdrijven zich in stilzwijgen of leggen de verantwoordelijkheid volledig buiten zichzelf. Soms weet de dader het zo te draaien dat hij zichzelf als slachtoffer van de omstandigheden neerzet. Jasper S. lijkt in staat tot een zekere reflectie op zichzelf en zijn gruwelijke daad.
Schaamte
Anderzijds heeft hij de nabestaanden bijna veertien jaar in het ongewisse gelaten omtrent de gruwelijke dood van hun Marianne, wat juist weer getuigt van onvermogen om zich in een ander te verplaatsen. Mogelijk speelt schaamte omtrent zijn daad hierbij een rol, gelet ook op zijn neiging tot sociaal wenselijk gedrag waarvan het psychiatrisch rapport melding maakt.
Schaamte is een emotie die dikwijls aanzet tot vermijden en terugtrekken, wegkijken, niet meer aan denken. Waar besef van schuld doorgaans aanzet tot erkenning, boetedoening en belijden, leidt schaamte nog wel eens tot het tegenovergestelde. Het lijkt erop dat S. zelf ook overvallen is door de gruwelijkheid en de intensiteit van zijn eigen gedrag. Alsof het voor hem ook niet te plaatsen was en is.
Tegenover de nabestaanden zal S. nooit een afdoende verklaring kunnen geven voor zijn gedrag, omdat het op geen enkele manier met redelijkheid of rationaliteit te maken heeft. In de huidige samenleving lijkt dat echter wel verwacht te worden: we willen uitleg, oorzaken, redenen, motieven horen.
Sommige daders van misdrijven zijn heel vertrouwd met deze manier van denken en dragen talloze redenen aan waarom zij tot hun daad gekomen zijn en vooral ook waarom zij er daarom niet verantwoordelijk voor zijn.
Teleurstelling
Wij lijken er als westerse mensen van uit te willen gaan dat er aan het handelen van mensen altijd een logische overweging voorafgaat, dat er een reden of motief is waarom mensen verderfelijke dingen doen. We redeneren alsof de mens alleen en in de eerste plaats rationeel en redelijk is. Door daarvan uit te gaan, creëren we een bepaald soort veiligheid voor onszelf. Geweld, moord en agressie maken ons bang wanneer we ermee geconfronteerd worden. Het idee dat een mens tot zulke dingen in staat is, raakt aan de kern van ons gevoel van veiligheid. We lossen dit op door op zoek te gaan naar redenen en oorzaken. Dan kunnen we gedrag plaatsen, ordenen en onszelf geruststellen.
Ook bij Jasper S. worden enkele psychologische hypotheses gevormd: hij zou te zeer op aanpassen aan anderen gericht zijn, wat op de lange termijn agressie genereert. En hij is seksueel gefrustreerd. Alsof we het dan begrijpen en zouden kunnen accepteren. Alsof kwaad minder kwaad is als er een reden voor is.
Zeker, nabestaanden lijken met deze manier van redeneren niet verder te komen in hun proces van rouwverwerking. Ze hopen op een verklaring, een reactie van de dader, die hen zal helpen om de dood van hun geliefde kind te kunnen accepteren. Maar een dergelijke verklaring zal Jasper S. nooit kunnen geven. Deze verwachting leidt slechts tot bittere teleurstelling.
Kiem van kwaad
Een overmatig accent op de redelijkheid van een mens maakt dat we de invloed van driften en instincten bij de mens onderschatten. Die laatste vormen de reden waarom de Bijbel al concludeert: er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt (Prediker 7:20). De mens heeft vanaf zijn geboorte de kiem van het kwaad in zich. Of de kiem uitgroeit tot een scheut, een plant of bij sommigen zelfs tot een boom, heeft te maken met de keuzes die mensen keer op keer in allerlei situaties maken. Een kiem is niet in één keer een boom, daar gaat een tijd overheen.
De keuzes die mensen maken, hoe klein en onbeduidend soms ook, bepalen keer op keer of de kiem verder groeit of kiem blijft. Mensen kunnen hun driften stimuleren of juist inkaderen. Als een mens driften en instincten steeds opnieuw voedt, kan er een situatie ontstaan waarbij hij of zij uiteindelijk de controle over het kwade in zichzelf verliest. Niet de mens beheerst op dat moment zijn driften en instincten, maar andersom. Dit is een zeer angstige situatie, met name voor de medemens.
Het kwade in de mens vraagt om een voortdurende regulering, om op die manier binnen de perken gehouden te worden. Regulering door middel van het eigen geweten, schuldbesef, empathie en reflectie, maar ook door de sociale omgeving: een partner, ouders, kinderen, familie en in de grotere verbanden van de samenleving: overheid, politie en justitie.
De laatste zijn regulerende instanties bij uitstek, met als taak het kwade in een mens te beteugelen. Gezien de intensiteit en de gruwelijkheid van het kwaad dat in een mens kan huizen, is het een wonder dat er überhaupt nog een vreedzaam samenleven mogelijk is, en dat de meeste mensen redelijk in staat zijn zichzelf te reguleren dan wel te laten reguleren.
Uitersten
Duidelijk wordt dat de mens wordt gestuurd door twee uitersten: enerzijds zijn genoemde neiging tot zondigen en kwaad doen, anderzijds is er ook de eer en glorie waarmee een mens is gekroond en weinig minder gemaakt dan de engelen (Psalm 8), de mens als beeld van God. Deze dynamiek brengt een spanningsveld in de mens teweeg en vraagt om een constante alertheid.
De twee uitersten staan naast elkaar en we moeten deze ook naast elkaar laten staan. Wanneer we het een of het ander gaan over-accentueren, verliezen we het zicht op onszelf en op de mens in het algemeen.
De mens heeft de goddelijke opdracht gekregen zijn kwade neiging in te perken en zijn goede neiging, waarmee de mens goddelijke overeenkomsten heeft, uit te bouwen. Dat kost op sommige momenten strijd en inspanning. Jasper S. heeft deze strijd gruwelijk zichtbaar verloren op het moment dat hij de hand sloeg aan Marianne Vaatstra. Met de keuzes die hij maakte heeft hij het kwade in zichzelf gevoed in plaats van ingekaderd. En dat kwade is van een bacterie uitgegroeid tot een afzichtelijk ontembaar monster.
Wie de ravage van het kwaad onder ogen ziet, kan alleen maar huiveren en huilen. Daar passen geen woorden, geen begrip, dat zal er ook nooit kunnen zijn. De afgrijselijke tegenstelling die kennelijk in een mens kan ontstaan door eigen toedoen, laat de nabestaanden slechts in verbijstering achter.
De auteur is gz-psycholoog.