Commentaar: Laurenskerkbelasting
De beheerders van de Laurenskerk in Rotterdam hebben het monumentale gebouw met een 1 aprilgrap op de kaart weten te zetten. Iets te vroeg lekte het ‘plan’ uit dat de gemeente Rotterdam een zogenaamde Laurenskerkbelasting zou gaan heffen van de eigenaren van alle gebouwen in de Maasstad die hoger zijn dan de 64 meter hoge toren van de Laurenskerk. Alle appartemententorens, kantoorgebouwen en andere hoge objecten in de stad zouden belast worden voor het enkele feit dat ze hoger zijn dan de Laurens. Zo zou de Euromast aangeslagen worden voor maar liefst 60.000 euro.
De reacties laten zich raden. De verontwaardiging in Rotterdam was groot en begrijpelijk. Iedereen die een beetje redelijk is, vermoedde wel dat het hier om een ludieke actie ging. Maar omdat de plannen al enkele dagen voor 1 april naar buiten kwamen, liet zelfs het ANP zich beetnemen. Het gezaghebbende persbureau stuurde het bericht over de Laurenskerkbelasting voor waar de wereld in.
Inmiddels is duidelijk dat de Laurenskerkbelasting niets anders was dan een noodkreet dat het niet goed gaat met de exploitatie van het monument. Sterker: als de zaken blijven zoals ze zijn, zal het gebouw voor het einde van dit jaar de deuren moeten sluiten.
En zo krijgt de onzekere toekomst van monumentale kerkgebouwen weer voor even van ieder de aandacht. Want de Laurenskerk in Rotterdam is natuurlijk niet het enige kerkgebouw in ons land dat financieel op instorten staat. Talloze kerkbesturen of andere beheerders van kerkgebouwen, zeker ook in dorpen waar de kerk nog eigendom is van de kerkelijke gemeente, weten niet meer hoe ze de eindjes aan elkaar moeten knopen.
De beheerders van de Laurenskerk hebben met hun actie wel bereikt dat de maatschappij even heel helder heeft dat monumentaal erfgoed, ook het christelijke, beheerd moet worden en dat beheren geld kost. En als dat niet gebeurt, gaat het verloren.
Het verloren gaan van dat erfgoed is overigens een direct gevolg van de secularisatie. Sommige mensen die vrijmoedig belijden dat ze niets meer hebben met de kerk, werken zich wel in het zweet om het kerkgebouw te behouden. Met dat laatste is niets mis, maar het is wel een direct gevolg van het eerste.
De overheid beijvert zich om religie achter de voordeur te krijgen en te houden. Tegelijk wil ze dat het monumentale kerkelijke erfgoed behouden blijft. En ook daar wringt het. Want waarom zouden kerkleden monumenten –mede– in stand moeten houden voor het algemeen belang?
Zo bezien, is die Laurenskerkbelasting zo gek nog niet. Een maatschappij die hecht aan monumenten, zal bij het behouden van die monumenten inspanningen moeten leveren. Ook financieel. Natuurlijk kun je de rekening maar niet zo lukraak bij bedrijven of willekeurige stadsbewoners leggen. Maar evenmin is het vanzelfsprekend dat krimpende kerkelijke gemeenten zorgen voor het in stand houden van dat erfgoed. Want hoe waardevol die kerkgebouwen ook zijn in heel veel opzichten: de christelijke gemeente heeft ze ten diepste niet nodig om kerk te kunnen zijn.