Thomas Boston junior (1713-1767), bevindelijke prediker
Aan de oever van het riviertje de Ana worden lange tafels klaargezet. De gemeente van Jedburgh (Schotland) en haar predikant, Thomas Boston jr., maken zich op om het heilig avondmaal te vieren. Honderden mensen zijn erbij aanwezig. Het wordt een onvergetelijke dienst en Gods tegenwoordigheid is merkbaar.
Thomas Boston junior werd in 1713 geboren, morgen 300 jaar geleden. De Schot kwam op jonge leeftijd tot geloof en met zijn keuze voor het predikantschap trad hij in de voetsporen van zijn vader, de bekende Schotse prediker Thomas Boston (1676-1732). Op 22 september 1718 –Thomas was vijf jaar oud– hadden vader en zoon een indringend gesprek. „Ik sprak met bewogenheid met mijn kleine Thomas over de toestand van zijn ziel en bad met hem. Toen we opstonden van het gebed en moeder binnenkwam, barstte hij in snikken uit. Ik nam hem apart, waarbij hij zei dat hij niet wist hoe dat hij deel aan Christus kon krijgen. Ik zei dat hij dit moest zoeken en het Evangelie geloven…”
Het geslacht Boston is vooral verbonden aan het ”border”-gebied, de prachtige grensstreek van Schotland en Engeland. Grootvader John Boston behoorde tot de ”covenanters”, die in de tweede helft van de zeventiende eeuw om hun opvattingen werden vervolgd. Vader Thomas Boston, die in 1699 predikant werd, diende in de ”borders” de parochies van Simprin en Ettrick. In laatstgenoemde plaats volgde Thomas junior in 1733 zijn vader op, die in het voorgaande jaar was overleden.
Dat zijn zoon theologie was gaan studeren, stemde de lichamelijk zwakke Boston senior tot grote blijdschap. Wat straalde hij toen hij hem niet lang daarvoor voor het eerst aan het avondmaal zag komen. Hoe had de opvoeding vrucht gedragen. Hij mocht zelfs geloven dat niet alleen zijn zoon Thomas, maar al zijn kinderen in Gods heerlijkheid zouden komen.
Zijn vrouw leed al jaren aan zware psychische depressies en was wellicht niet meer zo aanspreekbaar toen haar zoon voor het eerst op de preekstoel van zijn vader stond. Na zijn bevestiging leefde zij nog vier jaar. Zes van de tien kinderen waren hun vader al voorgegaan.
Machtsstrijd
Boston junior had niet de reputatie van zijn vader. Toch bleef hij in zijn tijd niet onbekend, al was voor hem geen predikantsplaats in een grote stad weggelegd. Als zijn vader geen theologische geschriften had nagelaten, was zijn naam wellicht niet verder bekend geworden dan in het zuiden van Schotland. Boston junior had niet de reputatie van auteur, noch van theoloog van formaat. Zijn kracht lag in zijn prediking. Wellicht dat hij bij het gewone volk geliefder was dan zijn vader was geweest.
Bostons tweede standplaats was Oxnam, een onbetekenend dorpje in de buurt van het stadje Jedburgh. Hier werkte hij van 1749 tot 1757. De gemeente van Jedburgh, bekend door de imposante ruïne van de middeleeuwse abdij, wilde hem in 1755 beroepen. Dit werd echter verhinderd door de ”presbytery” (classis), die de voordracht van de markies van Lothian wilde volgen. Deze gaf de voorkeur aan John Bonar.
De keus voor deze godvrezende landheer, die met de Engelse methodist George Whitefield een goed contact had, was op zich niet verkeerd. Het probleem bij het zogenaamde patronaatsrecht was dat bij het beroepen het gewone volk op de tweede plaats kwam. De landheren hadden de meeste zeggenschap en hun keus leidde nogal eens tot heftige conflicten. De meerderheid van de kerkenraad, het stadbestuur en bijna alle inwoners hadden in dit geval voor Boston gekozen.
Toen Bonar een beroep aannam naar Perth leek de weg gebaand voor de predikant van Oxnam. Maar de volgende kandidaat die de markies voorstelde, werd John Douglas, een keus waartegen de classis zich ook verzette. De machtsstrijd eindigde echter niet in het voordeel van Jedburgh. Het stadsbestuur bleef Boston steunen en omdat de weg naar de officiële dorpskerk afgesneden leek, besloot men zelf een kerk te bouwen. Zo verrees er binnen korte tijd een ruim gebouw aan de Highstreet. Boston nam het beroep naar Jedburgh aan en werd op 9 december 1757 door Roderik Mackenzie, een afgescheiden (”dissenting”) predikant uit Engeland, bevestigd. In feite betekende deze stap dat gemeente en predikant buiten de gevestigde kerk kwamen te staan.
Secession Church
Sloot Boston zich nu aan bij de Secession Church van de Erskines, die met zijn vader tot op synodaal niveau gestreden hadden voor het behoud van de klassieke genadeleer? Tijdens het zogenaamde ”Marrow”conflict werd rond 1720 de Schotse kerk in beroering bracht. Ebenezer Erskine koos er uiteindelijk met nog drie predikanten in 1733 voor om zich van de kerk los te maken, hoewel zij deze stap niet als afscheiding van de kerk der vaderen beschouwden, maar wel afstand namen van de ”kerkelijke rechtbanken”.
In feite zette Boston junior in 1757 dezelfde stap, hoewel hij zich steeds gedistantieerd had van de Secession Church, die in zijn ogen wel degelijk de weg van afscheiding was gegaan. Nog maar vier jaar geleden had hij een preek van zijn vader over ”Evil and Danger of Schism” (het kwaad en gevaar van scheuring) van een voorwoord voorzien. Vader Boston had een zekere aversie tegen ”separatisten” die de officiële kerk verlieten. In Ettrick had hij meermalen een aanvaring met hen gehad. In het voorwoord viel Boston junior de Erskines en de hunnen aan en verweet hun dat zij de breedte van de kerk uit het oog hadden verloren en geen werk hadden gemaakt van de „opwekking van de ware godsdienst.”
Hiermee doelde hij kennelijk op de zeer negatieve houding van de ”secession fathers” tegenover de geestelijke opwekking in 1742, waarbij Whitefield betrokken was. Vooral hun strikte opvatting over de handhaving van de zogenaamde ”covenants”, de nationale verbonden uit de zeventiende eeuw, zag hij als een blokkade voor de doorwerking van het Evangelie. Op basis daarvan mocht hij immers geen kerkelijke gemeenschap oefenen met independenten en methodisten zoals Whitefield. De Erskines hadden zich destijds van deze methodist afgekeerd omdat hij geen presbyteriaan wilde worden.
Onvergetelijke diensten
De gemeente van Jedburgh zocht contact met andere ”dissidente” geestverwanten in eigen land, zoals Thomas Gillespie (1708-1774). Deze predikant uit Carnock, later Dunfermline, was in 1752 door de Assembly afgezet, omdat zijn bevestiging door de Engelse ”dissenter” Philip Doddridge niet werd erkend. Kennelijk had hij daarvoor gekozen om de problemen rondom het patronaatsrecht te omzeilen. Gillespie voelde zich zeer aan Boston verbonden, mede omdat diens vader het middel was geweest tot zijn bekering. Ontroerd was hij toen hij bij de eerste avondmaalsviering in Jedburgh na de komst van Boston op de kansel plaatsnam.
Vele honderden volgden de beide populaire predikanten naar de oever van het riviertje de Ana, net buiten Jedburgh, waar lange tafels waren klaargezet om plaats te bieden aan de vele avondmaalsgangers. Het werden onvergetelijke diensten, waar Gods tegenwoordigheid merkbaar was.
Met Gillespie voelde Boston zich ook theologisch verbonden. Beiden sympathiseerden met de zogenaamde ”Marrow”-leer, die zowel door de oude Boston als door de Erskines in de jaren 1720 met veel verve was verdedigd. De nadruk op de onvoorwaardelijke nodiging tot het heil in Christus en het genadeleven vanuit Gods beloften was hierbij karakteristiek.
De visie op de kerk en de verhouding daarvan met de overheid is niet bij alle ”Marrowmen” identiek. Boston senior en junior hadden moeite met de volkskerkgedachte en het nationale verbond (”covenant”), dat in hun ogen het Bijbelse karakter van Gods gemeente onder spanning bracht. Zij neigden meer tot het independentisme, dat tot doel heeft om in eerste instantie de zuiverheid en heiligheid van de plaatselijke gemeente te bevorderen. Zo wilde in elk geval de oude Boston de ruime dooppraktijk een halt toeroepen door alleen kinderen van in ieder geval één gelovige ouder na onderzoek op geloof en heiliging toe te laten.
Boston en zijn gemeente in Jedburgh sloten zich na verloop van enkele jaren aan bij de Presbytery of Relief, die op initiatief van Thomas Gillespie in 1761 was gevormd. Deze groepering ontwikkelde zich tot een behoorlijke denominatie. Ten opzichte van de Secession Churches (twee kerken die na een breuk in 1747 op veel plaatsen gemeenten vormden) was de Relief Church breed en gericht op gemeenschap, ook met niet-presbyteriaanse geloofsgemeenschappen.
Gillespie keerde later terug naar de staatskerk, maar had in de jaren daarvoor samen met Boston een belangrijke stempel gedrukt op de geestelijke ontwikkeling van deze nieuwe kerkgemeenschap. Gillespies theologie was calvinistisch, hoewel hij ook openstond voor ideeën vanuit de verlichting, met nadruk op de natuurlijke godskennis.
Christocentrisch
De prediking van Boston junior was voluit christocentrisch en Bijbels-bevindelijk. Een aantal van zijn preken is in boekvorm voor het nageslacht bewaard gebleven. Zijn bekende preek ”The Redeemer’s ability to save sinners to the uttermost…”, die hij in maart 1755 in de Tolbooth Church in Edinburgh had gehouden, werd apart uitgegeven. Hierin komen de kenmerken van de Marrowleer duidelijk naar voren.
Boston trok tot aan het einde van zijn leven volle kerken. Op 13 februari 1767 overleed hij in Jedburgh. Velen volgden de baar naar zijn laatste rustplaats bij de Abbey van Jedburgh. Zijn vrouw overleefde hem en zijn zoon Michael werd predikant van de Reliefgemeente in Falkirk.
Zaligmakende ontdekking
„Er is een zaligmakende ontdekking van Christus aan de ziel. Deze ziet Hem in zulk een licht als hij nimmer tevoren gedaan heeft. Dit doet hem met Andreas uitroepen: „Ik heb Hem gevonden, ik heb Hem gevonden.”
„Ziet al wat aan Hem is, is gans begeerlijk; Hij is de voornaamste boven tienduizend” (Hoogl. 5:16).
Er wordt een voorwerpelijke ontdekking van Christus in het Evangelie gegeven aan allen die het horen. Daarin wordt Hij voorgesteld en vertoond in Zijn heerlijke Persoon, naturen, ambten en genaden, als de grote Verzoening door het geloof in Zijn bloed, als de enige Middelaar tussen God en de mensen, als de Weg, de Waarheid en het Leven, door Wie zondaren alleen tot de Vader kunnen komen.
Maar hoewel de hemelse zon in haar helderheid en kracht schijnt, kunnen blinden die niet zien. Zo is het ook met zondaren. De god van deze wereld heeft hun zinnen verblind dat zij Christus, als de schoonheid van de heerlijkheid van de Vader Die schijnt in de verkondiging van het Evangelie, niet zien.
Maar er is een inwendige onderwerpelijke ontdekking van Christus in de ziel, gewerkt door de Heilige Geest, die Hem doet vinden. Paulus heeft dit bij zijn bekering ervaren en daarvan in Galaten 1:15 en 16 gesproken: „Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade, Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed.”
(Uit een preek over Johannes 1:41. ”Select Sermons of Thomas Boston”, 1850.)
Digibron
In archiefsysteem Digibron vindt u meer over Thomas Boston. Hieronder een aantal links.
Leren van het leven van Thomas Boston (Reformatorisch Dagblad, 13 augustus 2008)
Thomas Boston, een pastorale theoloog (Terdege, 16 april 2008#www.digibron.nl/search/detail/0132b045983dd306c9aaa398/een-pastorale-theoloog/0})
Ds. C. L. Onderdelinden, een vrije predikant met een Engelse bibliotheek (Reformatorisch Dagblad, 11 januari 2006)
’Boston junior stond in de schaduw vaneen bekende en beroemde vader’’ - Schot werd op twintigjarige leeftijd predikant in zijn geboorteplaats (Reformatorisch DAgblad, 5 mei 1990)
Een herder die zijn kudde niet naar de bloemhoven jaagde (Reformatorisch Dagblad, 12 maart 1976)