De werkloosheid in de eurolanden liep in januari en februari op tot de nieuwe recordhoogte van 12 procent van de beroepsbevolking. In een jaar tijd kwamen er 1,8 miljoen werklozen bij, waardoor er in de eurolanden in februari in totaal ruim 19 miljoen werklozen waren.

De verschillen binnen de muntunie zijn enorm. Zo ligt de werkloosheid in Duitsland op het voor dat land bijzonder lage peil van 5,4 procent, terwijl in Spanje en Griekenland ruim 26 procent van de beroepsbevolking geen betaalde baan heeft. Het beeld van de jeugdwerkloosheid is in die landen nog afschrikwekkender: inmiddels zit bijna 60 procent van de Griekse en de Spaanse jeugd onvrijwillig zonder werk. In Duitsland bleef de jeugdwerkloosheid beperkt tot 7,7 procent. In Nederland is 10,4 procent van de jongeren werkloos.

Volgens econoom Martin van Vliet van ING is de ommekeer op de Europese arbeidsmarkt nog lang niet in zicht. „We kunnen hoogstens hopen dat de werkloosheid later dit jaar niet meer verder toeneemt”, stelde hij.

Uit cijfers over de Europese industrie bleek dat herstel in die branche nog niet heeft ingezet. De activiteit in de fabrieken in de eurozone lag in maart opnieuw lager dan in de voorgaande maand. Die krimp deed zich niet alleen voor in de probleemlanden van de muntunie. Ook in Duitsland ging de industrie achteruit ten opzichte van februari, terwijl de al langer aanwezige stevige krimp van de Franse industrie aanhield.

Onderzoeksbureau Markit, dat de cijfers leverde, sprak van een zeer teleurstellend beeld. „Bedrijven geven aan dat de sterkere vraag uit de Verenigde Staten en Azië werd tenietgedaan door een verdere verzwakking binnen de eurozone”, stelde hoofdeconoom Chris Williamson. Die trend weerspiegelt volgens hem het afnemende vertrouwen onder producenten en consumenten.