Oud schrift leren lezen in Leiderdorp
De oorkondes en Bijbelpagina’s wapperen door het lokaal waarin emeritus hoogleraar Dick de Boer lesgeeft. Documenten die eeuwenlang opgeborgen lagen in kokers of kasten gaan vanavond van hand tot hand. „Ik wil cursisten de sensatie geven van het omgaan met het oude materiaal.”
De Boer geeft de cursus ”Oud schrift” aan de Volksuniversiteit van Leiderdorp. Daarom staat er op deze cursusavond ook een lied van het rederijkersfeest van de Leiderdorpse rederijkers op het programma. Bij het vrolijke ”Ter eeren rethorica zoet, moet ick met vreuchden dit liet singen” grijpt De Boer eerst naar zijn viool, later naar zijn luit. Zijn stem schalt door het kleine zaaltje – een toegift op de dansende letters op papier en perkament.
Het doel van De Boer met de cursus van drie avonden is dat mensen niet alleen oud schrift leren lezen, maar het ook kunnen dateren. De handschriftdeskundige neemt de cursisten aan de hand van allerlei oorkonden, liedboeken en notariële akten mee terug in de tijd. „Ik gooi de mensen graag in het diepe. Door zelf te lezen ontdekken ze de moeilijkheden maar krijgen ze ook plezier in de oude handschriften.”
Spaanse oorkonde
Het eerste document waar De Boer mee op de proppen komt is een Spaanse oorkonde in een „heel mooi humanistisch schrift”, zoals hij het noemt. Dat heeft een steile letter, zonder krullen of haakjes. De humanistische letter is ontstaan in de vijftiende eeuw. Het ideaal waar schrijvers zich op richtten was het oude Romeinse schrift. Aan de Spaanse oorkonde hangt een beschadigd lakzegel waar een soort trap op te ontwaren is. Hoe het zegel er compleet uit heeft gezien blijft in nevelen gehuld, net als zo veel op deze avond. Maar hoe het perkament voelt en ruikt, komen de cursisten weer wel te weten.
De docent laat de documenten niet zomaar rondgaan. „Toen ik in mijn studie met collega’s uit België in contact kwam, merkte ik dat zij veel meer inzicht hadden in oud schrift dan ik. Zij dankten dat aan het feit dat ze originelen in handen kregen. Je kunt de penaanzet dan vele malen beter zien dan op een kopie. En dat is cruciaal bij het bestuderen van oud schrift. Er wordt soms erg dramatisch gedaan over het aanraken van oud papier. Ik zeg altijd: je moet er geen mandarijntje boven pellen. Maar de talg van je vingers beschermt het papier of perkament juist.”
Watermerk
Waren de letters bij de Spaanse oorkonde recht en duidelijk, bij veel andere handschriften is dat niet het geval. Doordat de ganzenveer vanaf de vijftiende eeuw op een andere manier werd geslepen, konden schrijvers makkelijker een ronding maken. „Als mensen lusjes gaan maken is het einde zoek”, verzucht De Boer. Hij geeft een voorbeeld van de verwarring die door lusjes en creatieve schrijfwijzen ontstaat bij cijfers. „Kijk, op dit document heeft een ijverige archivaris ”1483” geschreven. De 1 lijkt enorm veel op een 2, maar 2483 behoort natuurlijk niet tot de opties. De archivaris dacht dat het 1483 moest zijn, maar dat is nog steeds fout. De vijf werd vaak op zijn kant geschreven. Daardoor ging hij veel op een 4 lijken. Dateer je dit schrift, dan zie je meteen dat het uit de zestiende eeuw komt. Toen kwam een humanistisch cursief schrift veel voor. Het jaartal 1483 is uitgesloten, omdat het gebruikte handschrift daar niet mee correspondeert.”
Een ander middel om handschriften te dateren is het watermerk. Vaak wordt een watermerk slechts voor een korte periode gebruikt. Al de documenten met hetzelfde watermerk moeten dus uit eenzelfde periode komen. De Boer laat een voorbeeld zien van een document met een engel met een processiekruis als watermerk, Het document komt uit 1451. „Dit is een heel origineel watermerk doordat het zo complex is. Vaak werden er eenvoudiger afbeeldingen gebruikt omdat de techniek dat vergde.”
Huiswerk
Een ware puzzel blijkt de ”Tafel van den Kersten Ghelove” te zijn. Dat is een dogmatiek uit 1402, geschreven door hofkapelaan Dirc van Delf. Albrecht van Beieren, de grootvader van de welbekende Jacoba, gaf hem de opdracht voor het schrijven van dit boek. Met de neuzen op het papier ontwaren de cursisten wat er op de eerste pagina van het boekwerk staat.
Het probleem begint al bij de eerste letter. Dat is bij zo’n oud stuk toch altijd die prachtig versierde beginletter, de initiaal? Maar nee, de titelzin „Van gode, vander godheit en vander triniteijt. Primum Capittel” heeft nog niets met de letter ”D” te maken. Het eerste stukje komt Statenvertalinglezers bekend voor: „Die prophete Micheas seijt uut den monde godes: „O mensche ic sal di op segghen wat goet is ende wat ic van di eyssche, ummer dat du mi kennes ende wetes dat ic bin ende wie ik sy.”
Het huiswerk dat de cursisten meekrijgen is weer van een heel andere aard. De vervolgverzen van het Leiderdorpse rederijkerslied „Ter eeren rethorica zoet” moeten getranscribeerd worden. De krullen en haken uit 1616 doen bij verschillenden van hen het zweet al uitbreken. Een lokkertje om volgende week weer aanwezig te zijn. En wie weet komt er nog meer op luit of viool.