„Toen Arnhem werd geëvacueerd in 1944, mocht de familie Van Hooff met enkele dierverzorgers bij de beesten blijven. Maar de diergaarde kreeg constant voltreffers van bommen die voor het vliegveld waren bestemd. Er zijn ontzettend veel dieren omgekomen. Na de oorlog lag vrijwel het hele park in puin. Het heeft enorm veel inspanning gekost om alles weer op te bouwen”, vertelt woordvoerder Bas Lukkenaar.

De Arnhemse dierentuin was voor de oorlog al buiten de landsgrenzen bekend, omdat oprichter Johan Burgers als eerste bedacht dat dieren in een „natuurlijke” omgeving te zien moesten zijn. De namaakrotsen in de olifanten-, apen- en leeuwenverblijven die hij liet maken, zijn in de hele wereld geïmiteerd.

Burgers’ kleinzoon Antoon van Hooff wist in 1988 opnieuw wereldwijde aandacht te trekken door de Bush te laten bouwen, een overdekte, tropische oerwoudhal waarin dieren vrij rondliepen. „Nog steeds komen dierwetenschappers uit de hele wereld kijken naar onze ecodisplays, zoals wij de themagebieden noemen.” Na de Bush gingen in Arnhem onder andere de Ocean, de Desert en de Rimba open. Er staat een nieuw groot project op stapel, maar daarover wil de directie nog niets kwijt.

De Arnhemse dierentuin viert dit hele jaar feest. Op 10 april komt prinses Margriet een metershoog kunstwerk voor de ingang van het park onthullen. Korte tijd later biedt de dierentuindirectie Arnhem een knalrood aardvarken van 30 meter lang en 6 meter hoog aan, dat aan de rand van het stadscentrum komt te liggen. Lukkenaar: „Wij leiden het Europese fokprogramma voor aardvarkens. Dat zijn heel bijzondere wezens; er is geen dier dat erop lijkt. Daarom hebben we daar een kunstwerk van laten maken.”

Ondertussen is achterkleinzoon Alex van Hooff directeur van het familiebedrijf. „En we hopen dat straks een van zijn kinderen weer verder wil gaan. We gaan voor de volgende 100 jaar”, aldus Lukkenaar.