Perfecte match pleegkind en gezin niet altijd mogelijk
Wat heeft het kind allemaal meegemaakt? Worden zijn broertjes of zusjes ook uit huis geplaatst? Heeft hij een ontwikkelingsstoornis? Zou het goed voor hem zijn als hij naar dezelfde school blijft gaan? Wat is zijn culturele achtergrond? Ziet het ernaar uit dat hij snel terug kan naar huis?
Er spelen heel wat vragen mee bij het zoeken van een pleeggezin voor een kind dat uit huis wordt geplaatst. „Het is soms een hele puzzel om een goede match te vinden”, aldus Janette Reukers van Pleegzorg Nederland.
Enkele weken geleden ontstond er in Turkije ophef over het feit dat een Turkse jongen in Nederland bij een lesbisch stel was ondergebracht. Premier Rutte probeerde de rel te sussen door op het feitelijke probleem te wijzen: er zijn in Nederland nu eenmaal weinig Turkse gezinnen waar pleegkinderen terechtkunnen.
Afgelopen week kreeg de kwestie een vervolg. Het Algemeen Dagblad meldde een tweede geval van een kind dat tegen de wil van de familie bij een lesbisch stel werd ondergebracht. Dit keer ging het om een 3-jarig jongetje uit een Romafamilie. Hij was ondergebracht bij een tante, maar volgens Bureau Jeugdzorg verwaarloosde zij de peuter. „We slapen er niet van”, aldus de tante tegenover het AD. „Nu wordt hem bijgebracht dat het normaal is als twee vrouwen seksueel contact hebben. Dat hoort niet in onze ogen. Alleen een man en vrouw horen bij elkaar.”
„Pleegzorgorganisaties zoeken natuurlijk altijd naar een perfecte match”, zegt Janette Reukers, voorlichter bij Pleegzorg Nederland. „Dat lukt niet altijd. In zo’n geval kan een kind toch beter in een gezin geplaatst worden, ook als dat qua culturele achtergrond niet helemaal past. Opvang in een kindertehuis is echt een noodoplossing.”
Pleegzorg Nederland, onderdeel van Jeugdzorg Nederland, is verantwoordelijk voor de informatievoorziening over pleegzorg. De zorg zelf wordt gecoördineerd door 28 pleegzorgorganisaties: 24 regionale organisaties en 4 organisaties die landelijk actief zijn en zich richten op een specifieke doelgroep, zoals kinderen met een beperking of met ernstige gedragsproblemen.
SGJ
SGJ is een van die vier landelijke pleegzorgaanbieders. De organisatie is gespecialiseerd in christelijke pleegzorg en in het pleegouderbestand staan dan ook alleen christelijke gezinnen. Van de 340 kinderen die momenteel onder begeleiding van SGJ in pleeggezinnen zijn geplaatst, hebben de meesten ook een christelijke achtergrond, vertelt Christa Medema van SGJ Pleegzorg. „Niet altijd. Bureau Jeugdzorg klopt wel eens bij ons aan als er crisisopvang nodig is en andere organisaties geen geschikt pleeggezin kunnen vinden. Dan bieden wij natuurlijk ook hulp.”
Uit cijfers van Pleegzorg Nederland (zie ”Feiten en cijfers”) blijkt dat het aantal kinderen dat in pleeggezinnen terechtkomt in tien jaar tijd is verdubbeld. Het aantal gevallen van uithuisplaatsing is in die periode ook toegenomen, maar volgens Reukers wordt de enorme groei van pleegzorg met name veroorzaakt door een verandering van het beleid. „We werken de laatste jaren steeds meer vanuit de visie dat kinderen het best in een gezinssituatie kunnen opgroeien.”
Wanneer in het verleden directe uithuisplaatsing nodig was, kwamen kinderen tijdens de hulpverleningsfase in opvanghuizen of kindertehuizen terecht. Dat gebeurt nu alleen nog als het niet anders kan, bijvoorbeeld als een kind door ernstige problemen niet in een gezin kan functioneren.
Omdat er nu meer kinderen in aanmerking komen voor pleegzorg, zijn er ook meer pleeggezinnen nodig. Het is aardig gelukt om de toename van het aantal pleegkinderen op te vangen, aldus Reukers. „Er zijn verschillende campagnes geweest om pleegouders te werven. Daarnaast kijken we tegenwoordig eerst goed of er binnen de kring van familie en bekenden van een kind mensen zijn die pleegzorg kunnen bieden. Denk aan de grootouders, een tante, de ouders van een vriendje of een leraar van school. Inmiddels wordt een kleine 40 procent van de pleegkinderen bij familie of bekenden opgevangen.”
Vraag en aanbod
Toch blijft de vraag naar nieuwe pleeggezinnen groot, zegt Reukers. „Er zijn op zich veel ouders beschikbaar. Het probleem is echter dat vraag en aanbod niet altijd goed op elkaar aansluiten. Met name voor kinderen met ernstige problematiek en tieners is het moeilijk om pleegouders te vinden. Ook proberen we broertjes en zusjes als het even kan bij elkaar te plaatsen, maar in lang niet alle gezinnen is er ruimte voor twee of meer pleegkinderen.”
Daar komt dan nog bij dat ook de culturele achtergrond en de religie een rol spelen. „Het is in het belang van het kind dat het zich thuis voelt in een pleeggezin. Als de gewoonten en rituelen vertrouwd zijn, gaat dat sneller. Wanneer je in het netwerk van het kind opvang kunt vinden, komen de cultuur en de religie vaak vanzelf al beter overeen. Maar als dat niet lukt, ben je aangewezen op het pleegouderbestand.”
Wanneer het zover komt, wordt de afdeling matching van een pleegzorgorganisatie ingeschakeld. „Als de situatie het toelaat, volgt er dan een gesprek met de ouders, waarin zij kunnen aangeven wat ze belangrijk vinden in de opvoeding van hun kind. Dat probeer je dan serieus te nemen. Maar uiteindelijk staat het belang van het kind voorop.” Sommige situaties vragen om snel ingrijpen en er zijn niet altijd direct pleeggezinnen voorhanden die precies aan de wensen van de ouders voldoen.
Wat dat betreft bevindt de SGJ zich in een riante positie. In tegenstelling tot andere Nederlandse pleegzorgaanbieders beschikt de organisatie over een ruim pleegouderbestand. „Er zijn relatief veel christelijke gezinnen die zich aanmelden als pleeggezin”, verklaart Medema. „Om goed te kunnen matchen moet het aantal gezinnen in het bestand drie keer zo groot zijn als het aantal kinderen dat je kunt plaatsen. Dat lukt bij ons wel.”
Als kinderen van christelijke ouders pleegzorg nodig hebben, is er dan ook voldoende aanbod. Ze zullen dan ook niet zo snel bij een lesbisch stel terechtkomen, zoals met het Turkse jongetje Yunus gebeurde. Medema: „Bij ons gebeurt dat sowieso niet. Ik kan natuurlijk niet voor de andere pleegzorgorganisaties spreken, maar ik weet wel dat er ook daar veel christelijke gezinnen in de pleegouderbestanden staan.”
Aarden
De medewerkers die de kinderen met de gezinnen matchen, moeten echter met veel meer dingen rekening houden dan alleen de levensbeschouwelijke achtergrond, benadrukt Reukers. „Als het goed voor een kind is om op dezelfde school te blijven, zoek je het liefst een adres in de buurt. Een jong kind past misschien goed in een gezin met jonge kinderen, maar in sommige gevallen is het juist beter als de andere kinderen wat ouder zijn. Dat verschilt per situatie.”
En er spelen nog meer vragen. Heeft het kind een ontwikkelingsachterstand? Is terugkeer naar huis op korte termijn mogelijk? Wat is de reden voor uithuisplaatsing? Zijn er gedragsproblemen?
Het is heel belangrijk dat een kind goed kan aarden in een pleeggezin, aldus Reukers. „Nog altijd wordt een derde van de pleegzorgplaatsingen vroegtijdig afgebroken omdat het toch niet blijkt te gaan. In de meeste gevallen is het gelukkig niet zo dat een kind per direct weg moet uit het gezin. Pleegouders zeggen dan bijvoorbeeld: „Wij zien nu al dat we dit kind niet tot de volwassenheid kunnen begeleiden, maar het kan wel bij ons blijven zolang er nog geen andere oplossing is.” Dan hebben we in ieder geval de tijd om een goed alternatief te zoeken en hoeft het kind niet naar een tijdelijke opvang. Maar we doen er natuurlijk alles aan om het aantal vroegtijdige afbrekingen te verlagen. Goede matching is daarbij van groot belang.”
Procedure
Er komt bij Bureau Jeugdzorg een melding binnen dat er problemen zijn met een kind.
Bureau Jeugdzorg onderzoekt of het kind thuis kan blijven wonen en zo nee, of pleegzorg eventueel een optie is.
Bureau Jeugdzorg neemt, afhankelijk van de situatie, contact op met een van de regionale of gespecialiseerde pleegzorgorganisaties.
De pleegzorgorganisatie onderzoekt samen met Bureau Jeugdzorg of het kind bij familie of kennissen kan worden opgevangen. Zo ja, dan screent de pleegzorgorganisatie het desbetreffende gezin. Zo nee, dan gaat de afdeling matching van de pleegzorgorganisatie in gesprek met de ouders van het kind om te horen wat zij belangrijk vinden.
De afdeling matching zoekt een gezin in het pleegouderbestand dat zo goed mogelijk past bij de situatie van het kind.
Feiten en cijfers
Jaarlijks zetten zo’n 14.500 pleeggezinnen zich in voor de opvang van meer dan 20.000 pleegkinderen.
In tien jaar tijd is het aantal pleegkinderen verdubbeld.
In de crisisopvang is 52 procent van de kinderen 4 jaar of jonger.
Van de nieuwe plaatsingen in 2011 bestond 22 procent uit crisisopvang; in 14 procent van de gevallen ging het om deeltijdpleegzorg (weekend- of vakantieopvang); 64 procent betrof voltijdpleegzorg.
In 2011 werden iets meer meisjes dan jongens bij pleegouders geplaatst; 51 procent meisjes tegenover 49 procent jongens.
Een derde van de pleegzorgplaatsingen wordt vroegtijdig afgebroken.
De meest recente cijfers van Pleegzorg Nederland gaan over 2011. De cijfers over 2012 worden momenteel nog verwerkt.