„Vader, in Uwe handen beveel Ik Mijn geest.”

Het zevende kruiswoord luidt: „Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest.” Het is een gebed dat Jezus voor Zichzelf doet met krachtige stem. Zo, dat de hoofdman zich daarover zeer verwondert. De Hebreeënbrief wijst naar dit gebed: Hij heeft geroepen met sterk geroep, tot Hem Die uit de dood kon redden.

Hij is hier geen privaat persoon, maar publiek persoon. Al Zijn werken en woorden gelden ons. Hij heeft voor ons allen deze brug en overgang gemaakt, opdat wij weten dat –als wij de geest moeten geven– deze in de hand van de hemelse Vader is. Want gelijk Zijn geest in de handen van de Vader is, zo ook zullen de ziel en de geest van allen die Zijn bloed deelachtig zijn –en voor wie Hij gebeden heeft en die ook aan Zijn gebed deel hebben– verzekerd zijn dat zij in de handen van de hemelse Vader zijn.

Zo kunnen wij zeggen: Ik geloof in Jezus Christus en daarmede scheid ik van hier. Zo weten wij dat de geest in de handen van de Vader behoort en dat hij niet alleen in de nood van de dood of wanneer de ziel van het lichaam scheiden moet, maar elk uur en elk ogenblik, ons gehele leven lang, in Gods handen is! Vooral die zeven woorden die Hij gesproken heeft in Zijn Hogepriesterlijk ambt moeten we ons inprenten.

Maarten Luther, hervormer in Duitsland (”Kerkpostilles II”, 1540)