Met Resler in Rouveen
Bij het opruimen van mijn boekenkast stuitte ik op een oud, onooglijk catechisatieboekje van ds. Philippus Jacobus Resler. Blijkens de titel is het een verkort leerboekje van Hellenbroek „ten behoeve van mingeoefenden.” Toen ik het weer eens doorkeek, kwamen herinneringen uit mijn kindertijd boven. Zo’n boekje heeft emotionele waarde.
Het boekje van Resler heb ik gebruikt in Rouveen, waar ik als jongetje van acht jaar met mijn moeder en mijn zus een veilige schuilplaats had gevonden. Bij de razzia op 10 november 1944 in Rotterdam was mijn vader opgepakt en getransporteerd naar Wageningen, dat toen aan de frontlinie lag. Wij hadden kennissen in Rouveen en mijn moeder is, met ons, een buurvrouw en Rinus, de marskramer, half november gaan lopen naar Overijssel, een wanhoopstocht van 175 kilometer!
Binnen twee dagen waren wij er al, een wonder van Gods leiding. In Rouveen werden wij liefderijk opgevangen door mensen van de oud gereformeerde gemeente. Ik ging naar catechisatie bij ouderling Jacob Bisschop in het kerkje aan de Oude Rijksweg 343. Uit het boekje van Resler gaf hij les. Veel weet ik er niet meer van, maar wel dat hij met grote ernst en liefde sprak over God en Zijn dienst. Dat onderwijs heeft vrucht gedragen en daarvoor ben ik nog altijd dankbaar. Ik heb van hem onder andere Psalm 38 geleerd. Zo klein als ik was, kon mij dat troosten bij alle verdriet en heimwee, vooral vers 9, waarin staat dat God al onze zorgen ziet en weet.
Op school bij meester De Ruiter heb ik ook bijzondere dingen ervaren. Het Wilhelmus zingen was natuurlijk verboden. Hij liet ons daarom de navolging van het Wilhelmus zingen, die in 1625 gedicht was door Joost van den Vondel: Het ”Princelied” ter ere van Frederik Hendrik.
Ik ken het derde couplet nu nog uit het hoofd en ook herinner ik mij de fraaie melodie. Vanzelfsprekend begrepen wij als kinderen de woorden niet allemaal, maar we hadden heel goed door waarom we dit lied moesten leren: „Ik heb van kindse dagen/ De vrijheid voorgestreên,/ En ’t harrenas gedragen/ Tot welvaart van ’t gemeen.”
En we galmden het uit daar op die kleine lagere school, achter de hervormde kerk: „Ons vijanden braveren/ In ’t Westen en in ’t Oost;/ Maar in de Naam des Heeren/ Ben ik hun macht getroost!”
”Braveren” is de branie uithangen, opscheppen, en ”ben ik hun macht getroost” betekent: ik verzet mij moedig tegen hun macht”, legde de meester uit. En dan vertelde hij spannende verhalen over de Tachtigjarige Oorlog, maar wij voelden letterlijk op onze klompen aan: die verhalen hebben grote betekenis voor het verzet tegen de Duitse overheersers. Hulde aan meester De Ruiter! Dank aan de mensen in Rouveen.