WAO in vogelvlucht
De Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) viert dit jaar haar 35-jarig jubileum. Sinds de totstandkoming van de wet in 1967 zijn er tal van plannen gelanceerd om het groeiende leger WAO’ers te beperken. Het aantal arbeidsongeschikten is echter inmiddels de 1 miljoen dicht genaderd. Een beknopt chronologisch overzicht van de geschiedenis van de WAO.
2002 De SER komt in januari met „een onderhandelaarsakkoord” op hoofdlijnen over de herziening van het WAO-stelsel. Dit historische akkoord moet volgens de politiek, werkgevers en werknemers de toestroom van 100.000 nieuwe arbeidsongeschikten per jaar naar 25.000 terugdringen. Alleen SER-kroonlid R. Linschoten (VVD) twijfelt er openlijk aan of dit zal lukken. De voltallige Raad verwacht in maart een advies aan het kabinet uit te brengen over het akkoord.
2001 De commissie-Donner concludeert in mei dat alleen mensen die „duurzaam volledig arbeidsongeschikt” zijn nog in de WAO mogen. Andere, gedeeltelijk afgekeurde, werknemers moeten vervangende arbeid zoeken. De werkgever moet hen daarbij helpen. Als de werknemer er na twee jaar nog niet in is geslaagd om een andere baan te vinden of als hij passende arbeid heeft geweigerd, belandt hij in de WW en vervolgens in de bijstand.
Het kabinet vraagt over deze uitkomst advies van de Sociaal-Economische Raad (SER), waarin vakbonden en werkgeversorganisaties samenwerken.
1999 Nederland telt weer 900.000 arbeidsongeschikten. Staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken stelt voor beter en vaker te keuren. Politieke partijen, werkgevers- en werknemersorganisaties laten het ene proefballonnetje na het andere op over verdere aanpak van de WAO. Niemand wil hetzelfde. De commissie-Donner gaat in opdracht van het kabinet de WAO onderzoeken.
1994 Het eerste Paarse kabinet treedt aan. Paars wil de instroom in de WAO beperken door de Ziektewet te privatiseren. Werkgevers worden hierdoor meer (financieel) geprikkeld om te voorkomen dat hun werknemers ziek worden. Later komt hier nog eens de wet Pemba bovenop. Door deze wet betalen werkgevers tegenwoordig een hogere premie naarmate ze meer personeel in de WAO laten verdwijnen.
1993 CDA en PvdA kunnen het niet eens worden over de uitwerking van de nieuwe WAO-aanpak. Uiteindelijk wordt besloten bestaande gevallen te ontzien. Nieuwe gevallen worden zwaarder aangepakt en keuringen aangescherpt.
De verlaging van de uitkeringen (het zogeheten WAO-gat) wordt echter al snel in CAO’s gerepareerd.
In september 1993 presenteert de parlementaire enquêtecommissie sociale zekerheid onder leiding van PvdA’er Buurmeijer haar rapport. Belangrijkste conclusies: sociale partners hebben er een potje van gemaakt. Overtollig geworden werknemers zijn jarenlang ’gedumpt’ via de WAO.
1991 De WAO veroorzaakt binnen het derde kabinet-Lubbers (CDA en PvdA) vooral een crisis binnen de PvdA. In augustus ligt er eindelijk een WAO-voorstel op tafel: Wie arbeidsongeschikt wordt, krijgt aanvankelijk een uitkering van 70 procent van het laatstverdiende loon. Na verloop van tijd wordt deze uitkering verlaagd, afhankelijk van leeftijd en arbeidservaring.
De crisis binnen de PvdA leidt tot het vertrek van partijvoorzitter M. Sint. Een speciaal PvdA-congres spreekt ondanks alle commotie in september zijn vertrouwen uit in partijleider (en minister van Financiën) Wim Kok.
1990 Er zijn 900.000 WAO’ers. „Nederland is ziek”, constateert premier Lubbers. Lubbers dringt aan op een harde aanpak en volumemaatregelen.
1986 Het aantal arbeidsongeschikten loopt op naar zo’n 650.000. Het tweede kabinet-Lubbers besluit de uitkering te verlagen naar maximaal 70 procent van het laatstontvangen salaris.
1967 De Wet op Arbeidsongeschiktheidsverzekering komt tot stand. Werknemers die door gezondheidsklachten niet meer kunnen werken, krijgen recht op een uitkering van maximaal 80 procent van het laatstverdiende loon. De verwachting is dat zo’n 200.000 mensen voor een WAO-uitkering in aanmerking komen.