Oud-majoor Engels: Als militair kun je onder de indruk komen van Zijn almacht
Regelmatig krijgt Harm Engels (68) te maken met mensen uit de reformatorische gezindte die het niet goed vinden dat hun zoon of dochter militair wordt. „Veertig jaar geleden was het een eer om in het leger te gaan. Nu trekken velen zich in hun eigen kring terug en willen ze liever niet te veel van het militair-zijn weten.”
De secretaris van de werkgroep militairen van de Hersteld Hervormde Kerk, woonachtig in Hoogeveen, diende ruim veertig jaar bij de Koninklijke Marechaussee en klom daar op tot de rang van majoor. Engels werkte op de Veluwe, in Den Haag, in Zuid-Nederland en werd uitgezonden naar het toenmalige Joegoslavië en naar Haïti. Terugziend op zijn carrière zegt hij dat hij opnieuw het leger zou ingaan als hij voor die keuze zou staan.
De oud-militair maakt zich zorgen over de houding in de gereformeerde gezindte ten opzichte van het leger. Ouders die hem vertellen dat hun zoon of dochter gaat dienen in de krijgsmacht, laten merken daarmee niet blij te zijn. „Er zijn zelfs kerkenraadsleden die –al of niet openlijk– zeggen dat er bij militairen geen sprake kan zijn van een waar geloof. Een dergelijke opmerking maakten ambtsdragers vroeger ook wel tegen mij.”
Engels vindt dat onbegrijpelijk. Als onderbouwing voor een legermacht verwijst hij naar Romeinen 13, waar staat dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. De veteraan vraagt zich af of die mensen daadwerkelijk menen dat er bijvoorbeeld onder de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog geen ware gelovigen waren. „De bevrijders hadden ons kunnen laten zitten, maar dat deden ze niet. Deze militairen deden hun werk. Is de taak van de huidige Nederlandse militair zo veel anders? Hij zet zich toch in voor vrede?”
De oud-marechaussee merkt op dat ouders soms Psalm 1 aanhalen om hun kinderen ervan te weerhouden in het leger te gaan: „Welgelukzalig is de man die (…) niet zit in het gestoelte der spotters.” Engels: „Er werken bij Defensie gelovigen en ongelovigen, zoals dat ook elders in de maatschappij het geval is.”
Hij onderkent dat ouders soms de vrees hebben dat hun kind in een andere, meer onbeschermde omgeving dan gezin en eigen kerkelijke gemeente terechtkomt. „Maar ook een conducteur bij de NS komt veel verleidingen tegen. Natuurlijk doen zich ook in het leger ontsporingen voor, zoals het drugsgebruik bij de Luchtmobiele Brigade dat onlangs bekend werd, maar is dat misschien een gevolg van de ondervonden stress van eerdere uitzendingen? Komt er onder de jeugd uit reformatorische gezinnen ook geen overmatig alcohol- en drugsgebruik voor?”
Een uitzending kán gevaarlijk zijn.
„Dat is waar. In het ultieme geval dient de militair bereid te zijn om zijn leven te geven. Militairen die in gevaarvolle omstandigheden terechtkomen, kunnen later te maken krijgen met het posttraumatische stresssyndroom. Maar is dat een reden om tegen het leger te zijn? Niet iedereen is geschikt voor het beroep van militair. Het testen op stressbestendigheid is van groot belang en het is goed dat daar nog steeds aandacht voor is.”
Militairen op uitzending kunnen toch niet naar de kerk, althans niet naar een reguliere gemeente?
„Dat betekent toch niet dat God daar dan niet is? Een militair in een slaapzak in een land ver weg kan ’s nachts, in de eenzaamheid kijkend naar de sterren, onder de indruk komen van de almacht van God en ervaren dat Hij nabij is. Het leger kent verleidingen en gevaren, maar mogelijkheden om God te ontmoeten zijn er ook. Hij is alomtegenwoordig, ook tijdens de uitzendingen. Op zondag bezocht ik graag de diensten van de geestelijke verzorging.”
Hoe hebt u dat zelf ervaren?
„Bij mijn uitzendingen naar Joegoslavië (1993) en Haïti (1994) heb ik het nodige meegemaakt, maar vooral ook Gods bewarende hand ervaren. Het geluid van voor mijn voeten inslaande kogels is me niet onbekend. Tijdens een colonnetransport werd er door auto’s heen geschoten. Het mondingsvuur van de wapens van de strijdende partijen was duidelijk zichtbaar. Dichtbij exploderende mortiergranaten en de scherven daarvan horen inslaan, went nooit. De dreiging van met kalasjnikovs zwaaiende Bosniërs bij wegversperringen zorgde altijd voor spanning. We moesten ook voortdurend alert zijn op antitankmijnen, die in de grasbermen nauwelijks zichtbaar waren.”
Wat deed dit met u?
„In die omstandigheden heb ik nooit angst gekend. Ik geloof dat God mij heeft bewaard en ik mag Hem daarvoor danken. Maar door een uitzending kan een militair, door welke oorzaak ook, getraumatiseerd raken. Terug in Nederland ontstaan er soms spanningen. Huwelijken en relaties krijgen dan sterk te lijden onder deze omstandigheden. De militair kan zelfs geestelijk ontheemd raken.
Defensie heeft een goed vangnet. Daarnaast zouden de kerken meer aandacht kunnen schenken aan de militairen en hun omstandigheden. Ook aan hun gezinnen en relaties gedurende de uitzending. Een luisterend oor en een bemoedigend woord kunnen soms veel betekenen. Mede daarom is de werkgroep militairen vanuit de Hersteld Hervormde Kerk opgericht.”
Contactdag
De werkgroep militairen van de Hersteld Hervormde Kerk organiseerde zaterdag een contactdag voor militairen in Ermelo. Het thema van de bijeenkomst is: ”Geestelijk verzorgd of bezorgd?”
Ds. J. den Boer, voorzitter van de werkgroep, was zo’n drie jaar geleden een van de initiatiefnemers. Zelf was hij jarenlang beroepsmilitair alvorens in 1994 predikant te worden. Als legerpredikant werd hij uitgezonden naar Bosnië en Afghanistan. Twee zonen van hem zijn beroepsmilitair. „Hun ervaringen tijdens uitzendingen waren heftig en hadden toen ze eenmaal thuis waren nog steeds een grote impact op hen.”
Desondanks wil de hersteld hervormde predikant te Urk jongeren niet ontmoedigen om in het leger te dienen. „Sinds het afschaffen van de dienstplicht is er in onze gezindte helaas veel begrip voor onze militairen verdwenen. Dat is jammer, want zij willen vanuit hun levensovertuiging meewerken aan vrede in de wereld. Dat moeten we steunen. Een belangrijke taak van de werkgroep is het onder de aandacht brengen van de militairen bij de kerkenraden, zodat zij hun een goede geestelijke begeleiding kunnen geven.”
Verder vindt de predikant het van belang dat de werkgroep een forum vormt voor militairen om hun verhaal te doen. „Militairen krijgen ook na hun uitzending met enorme spanningen te maken, die zich kunnen uiten in drugsgebruik, geweld, relatieproblemen en vereenzaming. Militairen zijn geen praters, maar doeners en hebben er doorgaans na een uitzending moeite mee om hun verhaal te vertellen, wat juist zo nodig is.”
Daar komt bij dat de kerkelijke omgeving hen vaak niet begrijpt, zegt ds. Den Boer. „Vooral de oud-Indiëgangers vormen een vergeten groep, die kampt met veel problemen. Aan hen willen we de komende tijd in het bijzonder aandacht schenken.”
De Urker predikant hoopt dat ook militairen van andere kerken zich bij de werkgroep aansluiten. „Laten we samen optrekken. Het gaat om zielen van mensen, en niet om kerkmuren. Het is jammer dat het deputaatschap voor militairen van de Gereformeerde Gemeenten na de opschorting van de opkomstplicht in 1997 heeft opgehouden te bestaan. Misschien kunnen we samen met deze kerk en andere kerkverbanden iets organiseren.”