„Het is laf om een vrouw te lijf te gaan”
„Anja, van mij krijg je een biertje. Gratis.” Een zwerver zet het blikje gerstenat tussen de tientallen bossen bloemen op het Gerard Douplein waar de aan drugs verslaafde Anja Joos vorige week werd mishandeld. In Amsterdam herdachten honderden mensen de vrouw woensdagavond tijdens een stille tocht.
Voor aan de stoet loopt een tiental zwervers. Ruige koppen, lange baarden. ”Vrije vogels vogelvrij?” vraagt hun spandoek. „Wil iemand een kaarsje? Laten we allemaal een kaarsje voor Anja aansteken.” Een jongeman diept waxinelichtjes uit zijn plastic tas en deelt de lichtjes uit. Een bekende van Anja leest bij de bloemen een gedicht voor. „Anja, jij kon mensen een warm hart onder de riem steken.”
De stille tocht lijkt soms op een reünie van de mannen en vrouwen van de straat. Op het Gerard Douplein drukt een grote kerel met grijze lokken verscheidene makkers tegen zich aan. „Hé, ben jij er ook?” Even later is een hond aan de beurt. De man grijpt zijn mondharmonica en galmt: „Wilhelmus van Nassouwe ben ik, van Duitsen bloed.”
Gerda Spijker -„ik ben een lagerestandburger, ik loop vaak om geld te schooien”- drukt de verslaggever een geknakte roos onder de neus en steekt van wal. „Het is niet goed dat deze roos geknakt is. Geweld breekt vrede.” De stille tocht voor Anja Joos noemt ze „uitstekend, innemend, ontroerend, eerbiedwaardig.” Methadongebruiker Anna vraagt zich af of de stille tocht veel helpt. „Na deze tocht wordt het aantal moorden nog hoger. Dit helpt niet. Je moet de daders de vingers afhakken.”
Angelique van der Meer van de Belangenvereniging Drugsgebruikers hoopt dat mensen door de stille tocht zich bewust worden hun „duistere kanten.” „De jongens die Anja in elkaar hebben gestompt moeten heel ongelukkig zijn.” Van der Meer kende Anja Joos als een „gezellige, aardige” vrouw. „Ze was behulpzaam en had heel goed door wanneer iemand niet lekker in zijn vel zat. Ze was nooit te beroerd om een shagje met iemand te delen.”
In het donkere Sarphatipark, eindpunt van de tocht, drommen honderden mensen rond een sober podium. Een vrouw zingt ”Bist du bei mir” van Bach. Her en der scanderen mensen leuzen tegen de Marokkanen. Het waren voornamelijk Marokkaanse jongens die Anja Joos molesteerden. G. Gilhuis van het Amsterdamse drugspastoraat valt honend gejoel ten deel als hij zegt dat niet alleen Anja „een van ons” was, maar dat ook „de jongens die haar mishandelden mensen van ons zijn.” Gilhuis houdt de menigte voor dat niet drugsgebruik, noch excessief geweld door allochtone jongeren, maar het bestempelen van hele groepen mensen als probleem „de ziekte van onze tijd” is. „Het wordt steeds moeilijker om elkaar rustig in de ogen te kijken.” Anja was verslaafd, maar noem haar geen junk, zegt Gilhuis. „Want junk is afval.”
Burgemeester Cohen wijst er in zijn korte toespraak op dat ook Marokkaanse groeperingen de „trieste aangelegenheid” scherp veroordelen. De burgemeester roept op tot respect. Drugsoverlast mag niet met grof geweld worden beantwoord, „hoe ergerlijk mensen zich ook gedragen.” „Het is laf en iedere man onwaardig om een vrouw te slaan of te intimideren. Het is laf om met meer mannen een vrouw te lijf te gaan.”