Dijksma zet zich in voor duurzame landbouw
DEN HAAG – Versnelde verduurzaming van de land- en tuinbouw staat ook het kabinet voor ogen, maar het heeft slechts beperkte mogelijkheden om daadwerkelijk iets te kunnen doen.
„De Nederlandse land- en tuinbouw opereert nu eenmaal internationaal”, aldus staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) woensdag in Den Haag bij de presentatie van het rapport ”Ruimte voor duurzame landbouw” van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli). „Daarnaast”, vervolgde ze, „bepaalt de Europese Unie voor een belangrijk deel de kaders.”
Dijksma spant zich in voor verdere verduurzaming van de agrosector, zei ze. Zo werkt ze met alle betrokken partijen aan een breed gedragen beleidsvisie over voedsel. Daarnaast zoekt ze naar oplossingen voor financiële knelpunten voor tuinbouwbedrijven. „Onder andere door te onderzoeken in hoeverre de overheid garant kan staan voor investeringen.”
De Rli –een onafhankelijk adviesorgaan van regering en parlement– stelt in zijn advies dat de agrarische sector „versneld en vergaand moet verduurzamen”, om over twintig jaar nog steeds bestaansrecht te hebben.
De raad onderscheidt drie bedrijfsvormen, met elk zijn eigen verduurzamingsopgave. Zo is er de grondgebonden landbouw (zoals melkveehouderij en akkerbouw). Die moet werken aan behoud van de soortenrijkdom in de natuur. Daarnaast is er de gebouwgebonden landbouw (glastuinbouw, varkens- en pluimveehouderijen). Daar is meer aandacht nodig voor een zorgvuldige omgang met dieren. Ook moeten deze bedrijven meer rekening houden met maatschappelijke weerstand, bijvoorbeeld tegen de zogeheten plofkip.
Verder spreekt de raad in zijn advies over stedelijk georiënteerde landbouw (zorg- en recreatieboerderijen). Dat type bedrijven moet winstgevender worden.
De overheid zou alle drie de bedrijfsvormen moeten helpen duurzamer te worden, vindt de Rli. Dat kan door een heldere toekomststrategie op te stellen. Ook moet het kabinet wetten en regels schrappen die verduurzaming hinderen. De regering dient innovatie aan te jagen en te werken aan een breed maatschappelijk draagvlak voor de agrosector, „door een permanente dialoog tussen sector en samenleving” mogelijk te maken.