De zaak draait om de dood van platenproducent Bart van de Laar in 1981. H. kreeg in augustus 1984 in hoger beroep 2 jaar celstraf en tbs opgelegd. Hij werd veroordeeld op zijn eigen verklaring en op informatie die was gevonden op de plaats delict. Nu zegt het OM dat de bekentenis van Hunnik „hiaten en onvolkomenheden” bevat. „Het vermoedelijke tijdstip van de doodslag lijkt niet overeen te komen met het door Hunnik genoemde tijdstip”, schrijft justitie. Uit onderzoek dat later werd verricht, blijkt dat de daderkennis in de bekennende verklaring van H. mogelijk was gebaseerd op diverse mediaberichten. H. trok zijn bekentenis bij de politie na enkele maanden in.

Er zijn volgens justitie geen getuigenverklaringen en er is geen technisch bewijs dat Hunnik de doodslag op Van de Laar heeft gepleegd.

Het OM heeft de zaak in 2003 opnieuw geanalyseerd toen er nieuwe informatie over de zaak binnenkwam. Dat leidde toen niet tot een heropening. Advocaat Knoops kreeg begin dit jaar nog meer informatie. „Het geheel aan nieuwe feiten en analyses tezamen kan volgens het OM een ander licht werpen op de zaak waardoor sprake zou kunnen zijn van een nieuw novum: nieuwe feiten die ten tijde van de behandeling nog niet bekend waren.”

Knoops zegt dat het nieuwe materiaal „de conclusie rechtvaardigt dat het niet aannemelijk is dat H. Bart van de Laar heeft neergeschoten.” „Hunnik hoopt op een spoedige herziening van zijn veroordeling en eerherstel nu hij al sinds zijn veroordeling sterk gebukt gaat onder deze dwaling.” Volgens Knoops blijkt uit de politie-analyse die destijds is gemaakt, dat het niet aannemelijk is dat Hunnik de dader is. Knoops kreeg de analyse eind 2012.