Cultuur & boeken

Dr. Maarten Prak over de schaduwkanten van de gouden eeuw

Boekenweek

Rudy Ligtenberg

19 March 2013 14:51Gewijzigd op 15 November 2020 02:34
Dr. Maarten Prak.Foto Universiteit Utrecht
Dr. Maarten Prak.Foto Universiteit Utrecht

De gouden eeuw is helemaal in. Met tentoonstellingen, boeken en documentaires wordt de Hollandse zeventiende eeuw in al zijn glorie voor het voetlicht gebracht. Maar het vaderlandse verleden kent ook schaduwkanten.

Dr. Maarten Prak, hoogleraar geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht, gelooft niet dat de hernieuwde belangstelling voor de gouden eeuw direct te maken heeft met de huidige economische crisis. „Die aandacht was er al eerder. In het onderwijs is de gouden eeuw al verscheidene jaren onderdeel van het eindexamen havo/vwo. We hebben de discussie gehad over een Nationaal Historisch Museum en er is een Canon van de Geschiedenis vastgesteld. Daardoor ontstond een klimaat waarin er meer belangstelling voor het verleden is. En dan kom je algauw bij de gouden eeuw. Ik denk dat ook de toenemende globalisering en de discussie over Europa mensen bewuster maakt van wat nu typisch Nederlands is, wat onze nationale identiteit is. Prinses Máxima refereerde daar in 2007 al aan. Mensen willen ergens ankeren, proberen houvast te vinden.”

Precies tien jaar geleden schreef Prak ”Het raadsel van de Gouden Eeuw”, een studie over de vraag hoe het kwam dat de Republiek der Nederlanden in de zeventiende eeuw zo’n bloei doormaakte. Van dat boek is nu een herziene versie verschenen (Boom, Amsterdam). „De feelgoodfactor speelt een belangrijke rol bij de herwaardering van deze periode”, denkt Prak. „Het gevoel dat onze voorouders het zo slecht niet deden. Eigenlijk verbaast het me meer dat de aandacht voor de gouden eeuw niet altijd al zo groot is geweest; in andere landen, zoals Frankrijk en Engeland, zie je dat het glorieuze verleden voortdurend in de belangstelling staat.”

Wat was het raadsel van de Republiek?

„In de middeleeuwen waren de Nederlanden bepaald geen eenheid. De verschillende gewesten waren hopeloos verdeeld en bewaakten zorgvuldig de eigen posities. Uit de Opstand tegen Spanje ontstond weliswaar een nieuwe staat, maar de lokale en regionale vrijheden moesten gewaarborgd blijven. Aantasting daarvan was immers een belangrijk motief geweest om tegen Spanje in verzet te komen. Dat de Republiek ondanks deze verouderde staatsstructuur een wereldmacht werd, is verbazingwekkend.”

Hoe verklaart u dat succes?

„Dat hangt samen met een grote mate van zelfregulering die er in de Republiek bestond. Nederland was een inclusieve maatschappij: veel mensen praatten mee en draaiden aan de knoppen. Daarnaast was er een traditie van waterbeheer en polderen waarbij samenwerken noodzakelijk was en de Nederlanders directe invloed hadden op de eigen toekomst. In andere Europese landen was in die tijd sprake van centralisatie en dat ging gepaard met spanningen en zelfs burgeroorlogen. De zeventiende-eeuwse Republiek kreeg juist vanwege de grote betrokkenheid van de bevolking een enorme dynamiek. En het calvinisme sloot uitstekend aan bij deze van onderaf opgebouwde samenleving.”

De Republiek profiteerde ook van de inbreng van immigranten.

„Nederland was inderdaad open ten aanzien van nieuwkomers: niet alle mensen werden in dezelfde mal geperst zoals dat in centraal bestuurde landen gebeurde. Joden uit Spanje en Portugal werden hier gastvrij ontvangen, evenals vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden. In economisch opzicht had de Republiek daar veel voordeel van. Daarnaast was er het fundamentele gevoel dat tolerantie goed was voor de samenleving. De Gereformeerde Kerk had weliswaar een bevoorrechte positie, maar de regenten lieten ruimte voor andersdenkenden. Er was een oprechte overtuiging dat het bestuur er voor alle inwoners was. De bestuurders zaten ook niet in een paleis ver weg, maar woonden in de steden, tussen de bevolking; ze hadden met de dagelijkse praktijk te maken.”

Waarom dan toch de keus voor de orthodoxe Gereformeerde Kerk?

„Deze kerk was voortgekomen uit de Opstand tegen de rooms-katholieke vorst van Spanje. Toch waren rooms-katholieken in de Nederlanden relatief goed af; beter dan de protestanten in Frankrijk. Dat beseften ze ook heel goed. Al voelden ze zich achtergesteld, ze verzetten zich niet maar probeerden er het beste van te maken.”

Is dat wat u betreft een van de schaduwkanten van de Republiek?

„Voor rooms-katholieken was de Republiek niet ideaal. In Holland hadden zij het relatief goed, maar in oostelijke richting nam de discriminatie toe; rooms-katholieken mochten in Overijssel bijvoorbeeld geen lid worden van gilden en konden dus geen ambacht uitoefenen. Maar in de context van die tijd viel het nog mee.”

Wat is voor u de zwartste bladzijde van de gouden eeuw?

„De Nederlandse betrokkenheid bij de slavenhandel is niet iets om trots op te zijn. Het is ook maar de vraag of die economisch gewin opleverde. Toch was er ook in de zeventiende eeuw het besef dat aan de slavenhandel morele haken en ogen zaten. De vraag of het wel mocht, werd zeker wel gesteld. Het was een ingewikkeld probleem, temeer omdat ook andere landen eraan meededen. Slavenhandel was dus niet vanzelfsprekend, maar de koopman gaf toch de doorslag.”

Nog een schaduwkant?

„We zien ons land tegenwoordig als vredelievend, maar in de zeventiende eeuw was de Republiek een van de agressievere landen in Europa. We schroomden niet om andere landen hardhandig tot de orde te roepen om de eigen (handels)belangen veilig te stellen. De Nederlanden waren in die tijd een voorbeeldnatie als het ging om militaire zaken.”

U vergelijkt in uw boek het huidige Europa met de Republiek in de zeventiende eeuw. Welke overeenkomst is er?

„De Republiek kende op wezenlijke punten geen nationale structuren. Er was bijvoorbeeld niet één gezamenlijke muntsoort. Het verschil tussen Holland en Drenthe in de zeventiende eeuw was groter dan tussen Nederland en Griekenland op dit moment. Toch moest men het met elkaar eens zien te worden. Door overleg bleef iedereen bij de les. In de Republiek nam Holland automatisch het voortouw en speelde een coördinerende rol, wat door de andere gewesten grommend werd geaccepteerd. Het polderen kan immers niet eindeloos doorgaan, er moet een instantie zijn die op een gegeven moment de knoop doorhakt. In Europa zou Duitsland, de grootste economie, die rol op zich kunnen nemen.”

Er dient zich nog een gouden eeuw aan…

„In afgelopen vijftig jaar heeft de Europese Unie vrede en welvaart gebracht. Daaruit blijkt het potentieel dat de Europese samenwerking heeft. De grote vraag is of de Europese landen het zich kunnen permitteren als zelfstandige naties te proberen te overleven. De les van het verleden is dat samenwerken iets positiefs kan opleveren. Van belang is wel dat het democratische gat wordt gedicht; politici doen er goed aan het draagvlak onder de bevolking te vergroten. Europa moet een project van de burgers worden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer