Prof. dr. Van Schayck had bevinding over beenverlenging beter voor zich kunnen houden
De Maastrichtse hoogleraar Onno van Schayck had zijn uitspraken over een onverklaarbare beenverlenging (RD 26-3) beter niet kunnen doen, stelt dr. Lambert Wierenga.
Met verbazing heb ik de open brief van 27 wetenschappers gelezen (RD 12-3). Ze wilden naar aanleiding van de recente publiciteit rondom prof. Onno van Schayck opkomen voor de „vrijheid van wetenschappers om hun persoonlijke opinies te verwoorden.”
Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht dat zich vrijwel onbeperkt laat uitbaten. Wilders kan, zo leert de praktijk, de grens van die vrijheid nauwelijks overschrijden.
Het recht van Van Schayck op inzet van dat formele recht betwist ik niet. Ook is het volkomen legitiem om de uitspraak over een „onverklaarbare beenverlenging” publiekelijk te doen. Ik betwijfel echter of Van Schayck er verstandig aan deed de uitspraken te doen in de vorm waarin hij ze heeft gedaan.
Ik formuleer enkele kanttekeningen die de kwestie nuanceren en wetenschappers uitnodigen tot terughoudendheid, disciplinaire actie en opportuniteitsbesef.
- Als een wetenschapper een reële gebeurtenis wil meedelen om zijn betoog te onderbouwen, moet hij de professionele voorwaarde respecteren om desgevraagd een bewijsstuk te kunnen overleggen. Concreet: als medicus had Van Schayck ten minste een röntgenfoto kunnen maken, bewaren en tonen. Als dat niet het geval is, doet hij er, juist ter wille van dit relevante debat, verstandig aan deze ‘bevinding’ in dit discussiekader voor zich te houden.
Ten onrechte wordt overigens in de open brief gesproken over een „gebeurtenis.” Een gebeurtenis is gedocumenteerd, geadministreerd en gepubliceerd. Nu heeft het niet meer dan de status van een persoonlijke bevinding.
In het actuele debatklimaat is het een christen geboden prudent te zijn. Naar aanleiding van de uitspraken van prof. Van Schayck hebben anderen, al of niet kwaadwillig, een link gelegd met de affaire-Stapel en de affaire-Meesters. Het demonstreert maar weer, zo stellen critici vilein, de onverenigbaarheid van geloof en wetenschap. Het bewijs is opnieuw geleverd: die combinatie leidt tot (zelf)bedrog. Ze slaan twee vliegen in één klap: Van Schayck is als christen én in z’n vakbekwaamheid verdacht.
Christenen zitten in een kwetsbare positie. Dat geldt overigens ook voor wetenschappers, het is eigen aan hun vak. Christenwetenschappers zitten daarom in een extra kwetsbare positie: er zijn altijd twee camera’s op hen gericht. Als ze deugen in beide kwaliteiten is daar in principe niets mis mee.
De 27 ondertekenaars van de open brief hebben de christelijke prudentie én de wetenschappelijke discipline onvoldoende in acht genomen. Ze hadden de rationele en technische voorwaarden die bij het vak van wetenschapper horen, moeten betrachten. Niet elke (zelf)verdediging is altijd opportuun: je moet er sterk voor staan. De uitgevoerde interventie door middel van de ingezonden brief lijkt me, met het oog op het goede doel, níét opportuun. Deze relevante discussie moet je aanzwengelen naar aanleiding van een solide casus.
De auteur is oud-universitair hoofddocent algemene literatuurwetenschap en Franse letterkunde in Groningen.