Rechtbank roept zuinige verzekeraar tot de orde
BREDA – Zorgverzekeraar CZ blijft voorlopig verplicht om ten minste 75 procent van de behandelkosten van zijn verzekerden te vergoeden wanneer deze hebben gekozen voor een zorgaanbieder waarmee CZ geen contract heeft afgesloten.
Dat heeft de kortgedingrechter in Breda donderdag bepaald, zo blijkt uit een vonnis dat vrijdag is gepubliceerd.
Onderdeel van het huidig recht is dat verzekeraars de vergoeding van de niet-gecontracteerde zorg niet zodanig mogen verlagen dat ze daarmee voor verzekerden een feitelijke hinderpaal opwerpen om die zorg in te roepen, aldus het vonnis. Mede omdat de ambulante tweedelijns ggz-zorg waar het in deze zaak om ging prijzig is én de patiënten die deze zorg nodig hebben veelal weinig financiële armslag hebben, creëerde CZ die blokkade in dit specifieke geval volgens de rechter wel.
Het kabinet wil de bestaande verplichting voor verzekeraars om ten minste driekwart van de niet-gecontracteerde zorg te vergoeden, schrappen, in de hoop verzekerden te stimuleren vooral te kiezen voor zorgaanbieders waarmee de verzekeraar wel in zee is gegaan. Voor verzekeraars zou het daardoor makkelijker worden om alleen instellingen te contracteren die goede zorg leveren tegen een gunstig tarief.
Vooruitlopend op die wetswijziging liet CZ verzekerden in november weten de vergoeding voor niet-gecontracteerde, tweedelijns ggz-zorg alvast te beperken tot 50 procent van het marktconforme tarief. Onterecht, vond ggz-instelling Momentum (Veldhoven), die naar de rechter stapte. Deze is het met Momentum eens: CZ moet wachten totdat de Tweede Kamer akkoord is met het kabinetsvoorstel.
NRC Handelsblad meldde vrijdag dat de uitspraak onder verzekeraars voor opschudding heeft gezorgd.