Norm honderd leerlingen van de baan
DEN HAAG – Verhoging van de opheffingsnorm voor kleine scholen naar honderd leerlingen lijkt van de baan.
Zowel in het onderwijsveld als bij de politieke partijen bestaat geen draagvlak voor de verhoging, zo bleek donderdag in de Tweede Kamer tijdens een hoorzitting die was georganiseerd door de ChristenUnie.
De suggestie om de opheffingsnorm fors op te trekken, komt van de Onderwijsraad. De voorzitter van dit belangrijkste adviesorgaan van de overheid op het gebied van onderwijs, prof. dr. G. ten Dam, mag tijdens de hoorzitting zelf de aftrap geven. Ze legt nadruk op de geringe sociale contacten die leerlingen op kleine scholen hebben en op de hoge werkdruk voor leerkrachten. Ook de kwaliteit van kleine scholen is gemiddeld lager.
Op dit moment is de opheffingsnorm niet voor alle scholen gelijk. De norm is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid in de gemeente waar de school is gevestigd. In dichtbevolkte gebieden kan de norm oplopen tot 200. De absolute ondergrens is 23 leerlingen voor dunbevolkte streken. Als de overheid de plannen die de Onderwijsraad voorstelt, onverkort doorvoert, moeten 1300 basisscholen hun deuren sluiten of fuseren.
Onderwijsorganisaties, vakbon- den, ouderverenigingen en onderwijsgevenden zijn mordicus tegen de verhoging van de opheffingsnorm. Dat kleine scholen minder goed van kwaliteit zijn, blijkt niet altijd te kloppen. Directeur Jan Limbeck uit Ommen doet uit de doeken dat zijn school, ondanks de geringe omvang, zelfs de prestigieuze titel ”excellente school” ontving. Ook Leon Meijer van vakbond CNV Onderwijs benadrukt dat er wetenschappelijk gezien geen relatie is tussen onderwijskwaliteit en het aantal leerlingen.
Werner van Katwijk, directeur van Ouders & Coo, wijst erop dat het in het buitenland de trend is om kleine scholen te handhaven in verband met de leefbaarheid van het platteland. Als tussenoplossing zou een school samenwerking moeten aangaan met sociaal-culturele centra en kinderopvang. Eventueel zou er ook nog een splitsing tussen onder- en bovenbouw plaats kunnen vinden, waarbij dan alleen de oudere kinderen naar scholen gaan die verderop zijn gelegen, aldus Van Katwijk.
De vertegenwoordigers van de reformatorische en gereformeerd vrijgemaakte scholen, Wim Voorwinden en Jan Westert, benadrukken dat identiteit voor hen zo belangrijk is dat samenwerking met andere richtingen in het onderwijs eigenlijk niet tot de mogelijkheden behoort.
Dat sommigen meer samenwerking tussen richtingen willen, is niet denkbeeldig. De vertegenwoordiger van de openbare en algemeen bijzondere scholen, Bloemers, stelt ronduit dat er een eind moet komen aan het duale onderwijsbestel dat Nederland heeft. Volgens hem is iedereen welkom op de openbare school en daar zal met ieders levensovertuiging rekening worden gehouden.
Uit de wijze waarop VVD en PvdA tijdens de hoorzitting hun vragen formuleren, kan enigszins afgeleid worden hoe ze in de discussie staan. Beiden zetten sterk in op de onderwijskwaliteit. Die moet leidend zijn. Pluriformiteit kan dan wat naar de achtergrond, zegt PvdA-Kamerlid Ypma. Ze zou graag zien dat er meer samenwerkingsscholen komen van openbaar en bijzonder onderwijs.
De vertegenwoordigers van het onderwijsveld zien daar niet zo veel in. Van Katwijk benadrukt dat slechts een klein groepje ouders dat hun kind eigenlijk naar een openbare school wilde sturen, maar door omstandigheden voor een christelijke school kiest, ontevreden is. Bijzondere scholen komen voort uit het particulier initiatief: „Dat moeten we zo houden.”
Maar hoe moet de problematiek van de (te) kleine scholen tot een oplossing komen? Daarover bestaat veel eensgezindheid. Zowel het onderwijsveld als de Kamerleden neigen naar een aanpak per regio. De christelijke partijen zien het erkennen van het duale bestel wel als voorwaarde.
Zowel vanuit het onderwijsveld als vanuit de niet-christelijke partijen klinken geluiden om wel de criteria voor samenwerkingsscholen te versoepelen. Of dat ervan zal komen, moet blijken als staatssecretaris Dekker zijn reactie op het advies van de Onderwijsraad naar de Kamer stuurt. Dat zal binnen enkele maanden gebeuren.