Cultuur & boeken

Geen heiligen in Jeruzalem

Titel:

Drs. A. Verhoef
15 October 2003 11:29Gewijzigd op 14 November 2020 00:38

”Fontanel”
Auteur: Meir Shalev
Uitgeverij: Vassallucci, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5000 470 9, 450 blz.
Pagina’s: € 25,-; Titel: ”Fontanel”
Auteur: Meir Shalev
Uitgeverij: Vassallucci, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5000 470 9, 450 blz.
Pagina’s: € 25,-; ”Mijn Jeruzalem”, door Meir Shalev; uitg. Vassallucci, Amsterdam, 2003; ISBN 90 5000 462 8; 18
Prijs: € 5,-.

Doe je ogen dicht en stel je eens voor dat je met een hele horde schapen na een lange woestijnreis uit Ur je tenten op mag bouwen in de vruchtbare strook die nu Israël heet. Pionier zijn. Dat gevoel dat Abraham gehad moet hebben, is ooit prachtig ingekleurd door James Michener in zijn magistrale roman ”De Bron”. En dat gevoel roept ook de jongste roman van Meir Shalev, ”Fontanel”, op: „Eens was onze plek een natte kale heuvel. Iemand kwam van ver aangelopen en loste een vrouw van zijn schouders.” Zo simpel. Het begin van Joffes Erf aan de rand van de Vlakte van Jizreël.

De Joodse romantraditie bestaat bij de gratie van verhalen. In de eeuwen van de diaspora hielden Joden de herinnering aan het Beloofde Land levendig met het elkaar vertellen van verhalen. Dat gebeurt ook in ”Fontanel”. Er is nauwelijks sprake van een plot. Wel van talloze herinneringen en anekdotes die allemaal de familie Joffe als noemer hebben. De hoofdpersoon in ”Fontanel”, Michael Joffe, luistert naar de verhalen van zijn moeder en zijn tantes. En het begin van alles ligt bij de reis van zijn opa David Joffe, de stamvader, die langgeleden zijn vrouw op zijn rug nam, dagenlang door het land liep op zoek naar een plaats voor hen en hun nageslacht en die uiteindelijk terechtkwam op de kale, natte heuvel waar hij zijn tent opzette.

Een van de personages in de roman, een naar Australië geëmigreerde oomzegster van Michael Joffe, verwoordt het halverwege de roman zo: „Omdat jullie land zo klein is, hebben jullie alleen maar tijd en helemaal geen ruimte. Misschien zijn jullie daarom alleen maar goed in herinneringen en profetieën.”

Michael Joffe heeft een eigenaardigheid: bij hem is de fontanel nooit dichtgegroeid. Dat maakt hem veel gevoeliger dan de mensen om hem heen. Een zestien jaar oudere vrouw, Anja, die hem ooit uit een brandend tarweveld heeft gered, gebruikt Fontanel voor hem als koosnaam. Bij haar vindt hij als jongen de liefde die hij bij zijn harde moeder Channa moet missen. Later ontwikkelt zich een intieme relatie tussen Michael en Anja. Die wederzijdse liefde duurt voort, ook als Anja uit het dorp verdreven wordt, en is nog steeds aanwezig wanneer zij aan het slot van de roman in een ziekenhuis in Jeruzalem overlijdt. Anja is op de achtergrond van het verhaal altijd aanwezig, maar zelden als handelend personage. Eerder als object van liefde en verlangen van -inmiddels- de vijftiger Michael Joffe.

Michael gaat er prat op dat hij de enige normale persoon in de familie Joffe is. En gezegd moet inderdaad worden dat Meir Shalev in deze roman een scala aan buitengewone mensen opvoert. Personen die je in hun afwijkingen nog nauwelijks serieus kunt nemen. De mannen verliezen hun geheugen als ze zaad lozen of bloeden. De vrouwen als ze hun kind de borst geven of bloeden. Michaels moeder Channa is een vrouw die op onuitstaanbare manier haar vegetariërzijn aan anderen opdringt.

Meir Shalev ironiseert op deze manier de stamvorm met zijn exclusiviteit (er staat een hoge muur om Joffes Erf) en arrogantie (pas als je als van buiten komende Joffe een test met goed gevolg hebt afgelegd, word je echt geaccepteerd en mag je delen in de voorrechten van het Joffe-zijn). In de ironisering wordt het gewone letterlijk buiten de poort gehouden, wat een vervreemdend effect op de lezer heeft.

Die krijgt intussen bij Meir Shalev alle gelegenheid om te genieten van de bloemrijke taal waarin de familie Joffe in al haar aberraties geschilderd wordt. De uitbundige bloemenpracht in de taal geldt ook de Vlakte van Jizreël. In het bijna gelijktijdig verschenen essay ”Mijn Jeruzalem” zegt Meir Shalev dat de zwartste dag in zijn kinderjaren gevuld werd met de verhuizing van het dorpje Nahalel in de Vlakte van Jizreël naar Jeruzalem. „Voortaan bleef ik wonen in Jeruzalem en terugverlangen naar de Vallei van Jizreël.”

Jeruzalem vervult Meir Shalev niet met de jubel van het bedevaartslied dat wij kennen als Psalm 122. Integendeel. In ”Fontanel” denkt Michael na over de ’heilige’ steden als Jeruzalem: „Ze zijn geboren zoals ze zijn, oud en gewichtig, en alleen maar ter wereld gekomen om er grafakkers en heilige plaatsen op te richten en te bevolken.” Sinds de herovering van de Oude Stad in 1967, lees ik in het essay ”Mijn Jeruzalem”, is de stad ten prooi gevallen aan een vulgarisatieproces. „Dat is wat er gebeurt als er een eind komt aan het verlangen.”

In die afwijzing van Jeruzalem flonkert het verlangen naar zijn geboortegebied. Ook Michael in ”Fontanel” laat keer op keer voelen dat hij terugverlangt naar de vlakte zoals die was ten tijde van zijn opa. Zonder hoogbouw, verkeersopstoppingen, daklozen. „Maar hier en daar groeit nog de wilde schroefboon.” En wat blijft is de slangenarend die aan begin en einde van de roman vanaf zijn grote hoogte Joffes Erf beziet.

”Fontanel” is een erg zintuiglijk boek en past als zodanig helemaal in het oeuvre van Meir Shalev. Een roman die je moet proeven, die je op moet snuiven, op je tong moet laten liggen om de smaak ervan goed te pakken te krijgen. En ”Mijn Jeruzalem” is een ontboezeming van een auteur die in de heilige stad geen heiligen vind maar blinden, gekken en wezen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer