Contouren landbouwbeleid tekenen zich af
APELDOORN – Het zijn spannende weken voor de Europese boeren. De contouren van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie (GLB) –dat vanaf 2015 moet gelden– worden steeds duidelijker. Zeker is dat de oorspronkelijke plannen van EU-landbouwcommissaris Ciolos behoorlijk worden afgezwakt.
Woensdag bepaalde het Europees Parlement met welk mandaat zijn onderhandelaars de komende besprekingen met de Raad van landbouwministers en de Europese Commissie in zullen gaan. Zie ”De piketpaaltjes van het Europees Parlement” voor de aandachtspunten. Begin volgende week nemen de ministers een standpunt in. Eind juni moet er een akkoord liggen.
De oprichters van de Europese Gemeenschap wilden indertijd zeker zijn van een stabiele voedselvoorziening met gunstige prijzen voor de consument en een redelijk inkomen voor de boer. Aanvankelijk kregen de boeren subsidie volgens het principe ”hoe meer je levert, hoe meer geld je ontvangt”. Toen dat in de jaren tachtig tot overschotten leidde, zoals de boterbergen, werden productie en subsidies geleidelijk losgekoppeld; boeren kregen in plaats daarvan directe inkomenssteun.
De zogeheten bedrijfstoeslagen zijn tot nu toe gebaseerd op de hoeveelheid melk, vlees of suiker die de boer onder het oude systeem al produceerde. EU-landbouwcommissaris Ciolos lanceerde in 2011 een ingrijpend plan voor aanpassing. Volgens dat plan wordt 70 procent van de inkomenssteun ondergebracht in een vaste basispremie per hectare landbouwgrond. De andere 30 procent wordt een vergroeningspremie. Die is gekoppeld aan voorwaarden: oud grasland mag niet meer worden omgeploegd tot bouwland, boeren moeten 7 procent van hun grond omzetten in natuur en ook de opvolging van gewassen –de vruchtwisseling– moet aan bepaalde regels voldoen.
Het EP wil die voorwaarden versoepelen, zo bleek gisteren, maar minder vergaand dan Nederlandse boeren met hun hoogproductieve bedrijfssystemen graag hadden gezien. Zij willen de verplichte ‘natuurbraak’ kunnen inwisselen voor alternatieve maatregelen die het milieu ten goede komen: koeien in de wei bijvoorbeeld, precisielandbouw of de teelt van eiwithoudende gewassen. Die laatste vragen minder bemesting en kunnen geïmporteerde soja vervangen als grondstof voor veevoer.
Voorzitter Albert Jan Maat van boerenorganisatie LTO-Nederland betreurt het dat een flexibele invulling van de vergroening in het EP is gestrand. Hij heeft zijn hoop nu gevestigd op de Raad van ministers en weet zich daarbij gesteund door het Nederlandse kabinet.
Tot tevredenheid van LTO wil het EP de verlaging van directe betalingen aan melkveehouders, kalverhouders en telers van zetmeelaardappelen –voor wie de grootste inkomensachteruitgang dreigt– uitsmeren over de jaren 2015-2020. Klein voordeeltje gisteren was ook dat het EP zich uitsprak voor een andere verdeling van het EU-budget, waardoor Nederland ruim 10 miljoen euro per jaar minder hoeft in te leveren dan was voorzien in het besluit dat de regeringsleiders vorige maand namen.
De piketpaaltjes van het Europees Parlement
Het Europees Parlement stemde woensdag over aanpassing van de plannen van EU-commissaris Ciolos voor hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Een overzicht van de belangrijkste wensen van het EP. Deze moeten de komende tijd nog wel uitonderhandeld worden.
Boeren hoeven de eerste jaren minder van hun grond om te zetten in natuur. Terwijl Ciolos 7 procent ”ecologische braak” wilde verplichten, kiest het EP voor 3 procent vanaf 2014, oplopend tot 5 procent in 2016. Dan wordt de maatregel geëvalueerd, waarna besloten wordt of er alsnog een uitbreiding naar 7 procent volgt.
De zogenoemde duurzaamheidscertificering komt er niet. Dat betekent dat boeren geen mogelijkheid krijgen om de verplichte braak te vervangen door alternatieve maatregelen die het milieu ten goede komen, zoals weidegang of precisielandbouw.
De melkquotering wordt met ingang van 2015 afgeschaft, maar er komt wel compensatie voor boeren die er bij lage melkprijzen te veel in inkomen op achteruit dreigen te gaan. Dit vangnet moet worden betaald uit een heffing voor boeren die hun productie hebben uitgebreid.
De suikerquotering wordt verlengd tot 2020. Akkerbouwers krijgen daardoor langer de tijd om hun bedrijfsvoering aan te passen.
De afroming van de directe inkomenssteun (pijler 1) ten gunste van plattelandsontwikkeling (pijler 2) wordt bemoeilijkt; lidstaten die hiervoor kiezen worden verplicht tot cofinanciering, dat wil zeggen dat ze zelf een even groot bedrag op tafel moeten leggen.
Jonge boeren krijgen maximaal 25 procent extra inkomenssteun.