Weduwe verdient bijzondere zorg
Beperk de uitkering die nabestaanden ontvangen tot slechts een jaar na het overlijden van hun partner. Daarna moeten ze gewoon weer aan het werk, of ze nu kleine kinderen hebben of niet. Werken is een troostvol medicijn. Zo redeneert de regering. De meerderheid van de Senaat lijkt daar, gelukkig, iets anders in te staan.
Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken weet het zeker: het is voor een weduwe of weduwnaar altijd beter om binnen een jaar na het overlijden van de partner weer aan de slag te gaan, dan om tijdens een lange periode van rouw een uitkering te ontvangen. In ieder geval moet er volgens haar in 365 dagen na het overlijden van man of vrouw voldoende getreurd zijn, dat een mens daarna wel weer het werk op kan pakken.
Met die motivering wil de bewindsvrouw de regels van de huidige Nabestaandenwet aanpassen. Nu is het nog zo dat achterblijvende ouders van kinderen onder de 18 jaar aanspraak kunnen maken op een uitkering van 70 procent van het minimuminkomen.
Een hoog bedrag is het niet. Het gaat om ruim 800 euro per maand. Maar dankzij deze uitkering hebben achterblijvende ouders (enigszins) de handen vrij om aandacht te geven aan de opvoeding van de kinderen. Die regeling wil de bewindsvrouw beperken tot maximaal een jaar.
Bezuiniging
Het plan van Klijnsma past in de bezuinigingsstrategie die de regering heeft. Allerlei uitkeringen moeten versoberen. Het plan om de nabestaandenuitkering te beperken was al in het regeerakkoord aangekondigd. Uit de discussie in de Tweede Kamer over dit voornemen bleek eind vorig jaar dat alleen D66 de coalitie steunt. Vorige week gaf de staatssecretaris aan dat ze desondanks wil doorzetten. Duidelijk is dat VVD, PvdA en D66 dit niet met hun drieën door de Senaat zullen krijgen.
De staatssecretaris voert als argument aan dat het goed voor de achterblijvende weduwe of weduwnaar is om te beseffen dat ook na een ingrijpend verlies het leven gewoon weer doorgaat. Daarom is het nuttig dat de rouwende man of vrouw weer aan het werk gaat. Bovendien zouden de kinderen een goed voorbeeld zien als hun alleenstaande vader of moeder weer aan de slag gaat.
Eigenlijk is dat een goedkoop betoog dat ieder die even verder denkt gewoon doorziet. De staatssecretaris probeert met haar argumentatie de indruk te wekken het psychisch welzijn van de achterblijvenden op het oog te hebben. In werkelijk gaat het haar om de staatskas. Het zou eerlijk zijn als de staatssecretaris allereerst gewoon zou toegeven dat het haar vooral om bezuinigingen gaat.
Iedereen weet dat er in de huidige financieel-economische omstandigheden bezuinigd moet worden. De vraag is echter of er nu juist bij rouwende achterblijvers geld gehaald moet worden, terwijl deze groep juist zo veel zorgen kent. Die vraag kan overigens ook gesteld worden bij andere evenzeer kwetsbare groepen.
Rouwperiode
Met deze kille bezuinigingsplannen voor nabestaanden gaat de staatssecretaris voorbij aan een enorme psychische problematiek waarmee rouwenden te maken krijgen. De verwerking van het verlies van een geliefde kost tijd, veel tijd.
Vaak blijkt men juist pas na een jaar uit een soort verdoving te ontwaken en komt de impact van het geleden verlies ten volle op mensen af. Men gaat zich dan pas goed realiseren dat de gestorvene ook voor altijd uit het leven weg is.
Dat geldt voor weduwen en weduwnaars, dat geldt zeker ook voor de achterblijvende kinderen. Juist dan kan het voor een verweduwde ouder heel moeilijk zijn om gewoon weer aan de slag te gaan en de kinderen aan de zorg van anderen of aan zichzelf over te laten. In die periode is het meer dan ooit nodig dat ouders veel aandacht geven aan hun kinderen. Zeker als moeder de achtergeblevene is, is het nodig dat ze er op elk moment voor de kinderen is. Natuurlijk kan vader evenmin gemist worden. Maar voor kinderen is het meestal al voor het overlijden van een van de ouders gangbaar dat hij overdag aan het werk is.
Positie vrouw
Dat laatste mag vandaag de dag eigenlijk niet meer gezegd worden. De overheid maakt nauwelijks meer onderscheid tussen de positie van vader of van moeder, van man of van vrouw. In haar brief over de maatregel schrijft de staatssecretaris dat vrouwen sinds de invoering van de Algemene nabestaandenwet in 1995 economisch zelfstandig zijn geworden, maar dat de zelfstandigheid van weduwen achterblijft. Daar wil ze wat aan doen.
Daarmee gaat Klijnsma voorbij aan de bijzondere plaats die een moeder nog altijd al in het gezin inneemt. Zonder te willen beweren dat weduwnaars het gemakkelijk hebben –dat zeker niet– is wel duidelijk dat het voor een jonge halfwees van eminent belang is dat in het gezin moeder beschikbaar is als vader is overleden. Juist deze halfwezen hebben bij hun emotionele verwerking van het verlies nodig dat er altijd een vertrouwd iemand is die hen opvangt. En wanneer moeder dan de achtergeblevene is, is die daarvoor de meest aangewezen persoon. Daarom zou de overheid niet karig moeten zijn deze vrouwen te ondersteunen.
Bijbelse regels
Die bijzondere zorg voor weduwen is ook Bijbels. Reeds de mozaïsche wetten kennen veel bepalingen die de positie van de weduwen beschermen. In Exodus 22:22 staat: „Gij zult geen weduwe noch wees beledigen.” De Heere zegt in Deuteronomium 10:18 dat Hij Zelf de wees en weduwe recht doet. Dat is een garantie die bijzonder is. Hij gebiedt Zijn volk dat ervoor te zorgen dat de wees en de weduwe voedsel zullen krijgen en verzadigd moeten worden. (Deut. 14:29). De Israëlitische samenleving moet dus voorzieningen voor hen treffen. De Heere zegt dat Hij het hulpgeroep van wezen en weduwen zal horen en verhoren als zij onderdrukt worden. Wanneer zij het slecht hebben, zal Hij in toorn ontbranden. De Heere zal dat kwaad ook bestraffen (zie Ex. 22:23 en 24).
Het is ook veelzeggend dat de instelling van het diakenambt in de tijd van de apostelen alles te maken heeft met de verzorging van de weduwen. De reden was immers dat de Griekssprekende weduwen verwaarloosd werden. Ook de apostelen zagen de verzorging van de achterblijvende kinderen en vrouwen als een bijzondere taak van de christelijke gemeente. Jakobus schrijft: „De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking” (Jak. 1:27).
Onderscheidend
Dat de apostel dit schrijft, had enerzijds te maken met het feit dat er ook in de christelijke gemeente mensen waren die het op dat punt niet zo nauw namen. Daar waarschuwt hij tegen. Anderzijds noemt hij deze aandacht voor wezen en weduwen als een onderscheidend kenmerk van de christelijke gemeente.
In de oudheid was het lot van achterblijvende kinderen en vrouwen bijzonder slecht. Er was geen enkele voorziening, geen pensioen, geen aandacht. Sterker, weduwen werden vaak onderdrukt en uitgebuit. Daarom kon de gemeente zich van haar omgeving onderscheiden door deze nabestaanden barmhartigheid te bewijzen.
Overigens was de positie van wezen en weduwen ook in later tijden bij veel volken belabberd. In verschillende heidense culturen was het niet ongewoon om een overleden man allerlei bezittingen mee te geven op zijn reis naar het dodenrijk.
Vorsten kregen vaak niet alleen levenloze reisattributen mee, maar ook paarden, slaven en ook wel vrouwen. Soms werden zij bij de begrafenis gedood, soms werden ze levend opgesloten in de grafkelder, waar ze dan stierven van honger en dorst. Er zijn hiervan voorbeelden te geven uit de Egyptische geschiedenis.
Weduwenverbranding
Maar ook elders was het niet ongebruikelijk dat een man zijn vrouw meenam in zijn dood. Eeuwenlang was het bijvoorbeeld in India de gewoonte dat de vrouw levend de brandstapel moest beklimmen waarop het dode lichaam van haar man verbrand werd. Zo moest zij met haar gestorven man mee op reis naar het dodenrijk. Met name in Bengalen (tegenwoordig Noordoost-India en het huidige Bangladesh) was dit gebruik.
Pas met de komst van zendelingen kwam daarin een keer. Toen door het werk van de Britse zendeling William Carey vanaf 1793 het christelijk geloof in India grotere invloed kreeg, kwamen er protesten – zelfs van hindoes. In 1829 verbood de Engelse regering deze verbranding van weduwen. Desondanks bleef deze prakijk op het Indiase platteland nog decennialang bestaan.
Weduwnaars
De bijzondere zorg voor wezen en weduwen was een belangrijk aspect van het christendom en meer in het bijzonder van de christelijke gemeente. Niet zonder reden werden in de middeleeuwen door de kerk in West-Europa tehuizen voor wezen en weduwen gesticht. Het lot van deze kwetsbare groepen trokken de kerk en de gechristianiseerde samenleving zich aan.
Dat daarbij minder voorzieningen en aandacht waren voor de weduwnaars heeft niets te maken met de gedachte dat die geen verdriet hebben en geen moeilijkheden kennen. Het was het gevolg van het feit dat de situatie van weduwnaars in veel gevallen minder uitzichtloos was.
In veel culturen mochten mannen hertrouwen en vrouwen niet. Praktisch lukte het weduwnaars vaak ook beter om weer een vrouw te vinden dan dat weduwen een tweeede huwelijk konden aangaan. Bovendien was het in een groot aantal primitieve en niet-christelijke landen toegestaan dat mannen meerdere vrouwen hadden.
Taak kerken
Vanuit de Bijbel en vanuit de geschiedenis bezien zijn er dus goede argumenten aan te voeren om niet te beknibbelen op de ondersteuning van nabestaanden, in het bijzonder op die van achterblijvende vrouwen.
Mocht de staatssecretaris haar plannen echter kunnen doorvoeren, dan zal juist de christelijke gemeente zich moeten bekommeren om nabestaanden. Dat is een verplichting waar zeker –zoals aangetoond– een Bijbels fundament onder ligt.
Wanneer in de kerk met kracht gewezen wordt op de taak van ouders, in het bijzonder op die van moeder, dan zal ze zich ook moeten kwijten van haar taak om nabestaanden te ondersteunen.
Dat is een taak die nu al –ook met de bestaande regelgeving– opgepakt moet worden. Immers de huidige uitkering is op zich al te gering om een gezin in financieel opzicht draaiende te houden.
En die ondersteuning moet vooral ook blijvend gebeuren. Bekend is dat nabestaanden in het eerste jaar van rouw de meeste zorg en aandacht krijgen. Daarna wordt het minder. Dat gevaar is niet denkbeeldig als het gaat om de financiële ondersteuning. „Ik ben nu vijftien jaar weduwe. Dat is dus geen nieuws meer. Maar in de gemeente is men kennelijk vergeten dat drie van mijn kinderen nog geen achttien zijn”, vertelde een vrouw nog niet zo lang geleden in een interview. „Juist mijn jongens die puberen en die in deze leeftijdsfase sterk hun vader missen, hebben nodig dat ik er ben als zij ’s middags uit school komen. Maar ik moet wel werken, anders komen we niet rond.” Zoiets kan niet in een gemeente die haar zorgtaak serieus neemt.