Voorganger Malo brengt hoop onder B’ru-stammen in Laos
Voorganger Malo heeft een missie: het Evangelie verspreiden onder de B’ru-stammen in Laos. Al jaren vormen deze stammen in de grensgebieden met Thailand en Vietnam zijn zendingsveld. Vervolging en gevangenschap kunnen hem niet stoppen.
De geestelijke nood onder de B’ru was groot. Medicijnmannen maakten er de dienst uit en leidden een luxe leven over de ruggen van de arme B’ru. Boeren, die al moeite hadden om hun gezin te onderhouden, brachten grote offers naar de medicijnmannen, in ruil voor loze beloftes van genezing of rijkdom.
Malo ervoer dat deze teleurgestelde en hopeloze B’ru erg ontvankelijk waren voor het Evangelie. Hij trok van dorp naar dorp om het Evangelie te prediken. Overal waar hij kwam, kwamen B’ru tot geloof, verlangend naar hoop en verlossing door Jezus Christus. Malo bad voor zieken, en vaak werden zij wonderlijk genezen. Hierdoor kreeg Malo nog meer mogelijkheden om de mensen over God te vertellen, aldus Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK), die het levensverhaal van Malo optekende.
De overheid kreeg lucht van Malo’s evangelisatiewerk en wilde hem stoppen. Op een dag werd hij in de val gelokt en samen met negen bekeerlingen gearresteerd en een week opgesloten. Malo: „Ik wist dat deze jonge gelovigen bang waren en ik vroeg God om wijsheid om hen te versterken en te bemoedigen. Na hun vrijlating zijn alle negen pasbekeerde gelovigen sterke leiders geworden!”
Toen Malo kort daarop opnieuw gearresteerd werd, kwam hij in een cel met zware criminelen terecht. Malo’s celgenoten vroegen hem wat voor ernstig misdrijf hij had gedaan. „Ik ben alleen maar een christelijke voorganger”, zei hij. Daarop getuigde hij van zijn geloof. Na verloop van tijd kwamen al zijn celgenoten tot geloof. Ook zij werden na hun vrijlating kerkleiders.
Intussen werd Malo onder druk gezet om zijn geloof te verloochenen. Toen hij bleef weigeren, werd hij met drie andere christenen in een cel gestopt zonder toilet, met de voeten in het blok en de handen geketend. Zo brachten ze meer dan drie maanden door. „We werden elke dag vijf minuten losgemaakt om ons te wassen bij een bak water in een hoek van de cel”, vertelt Malo. „We gebruikten het water om lappen nat te maken, die we om onze enkels bonden om de pijn van het blok wat te verzachten.”
Telkens kwamen de bewakers Malo en zijn celgenoten vragen of ze Christus wilden verloochenen. Dan zouden ze vrijgelaten worden. Ondanks hun lijden bleven de christenen weigeren.
Na zijn vrijlating pakte Malo zijn werk meteen weer op. Hij preekte en trainde kerkleiders. Vandaag de dag zijn er meer dan vierduizend leden van de B’ru-stammen christen. Het netwerk van huisgemeenten groeit met de dag. Malo: „Het is mijn droom dat alle leden van de B’ru-stam tot geloof komen en hun geloof delen met andere stammen. Ik geloof dat God dit wil doen.”