Kerk & religie

Les één kinderwerker: word als een kind

APELDOORN – Het maakt nogal uit wat een jeugdleider vertelt op een clubavond. Want in vrijwel ieder kind, of het nu Jan met de snottebel is of Lydia met haar verhalen, ligt een nieuw geslacht opgesloten. Het gaat door van generatie op generatie.

Mariëlle Oussoren-Buys
8 March 2013 09:54Gewijzigd op 15 November 2020 02:22
Het boek ”Als een kind. Kinderwerk in de praktijk” van jeugdwerkadviseur Steven Middelkoop werd donderdagavond in Apeldoorn gepresenteerd. Foto RD, Anton Dommerholt
Het boek ”Als een kind. Kinderwerk in de praktijk” van jeugdwerkadviseur Steven Middelkoop werd donderdagavond in Apeldoorn gepresenteerd. Foto RD, Anton Dommerholt

Dat zei Steven Middelkoop donderdagavond in Apeldoorn tijdens de presentatie van zijn boek ”Als een kind. Kinderwerk in de praktijk” (uitg. De Banier).

Middelkoop, jeugdwerkadviseur bij de Hersteld Hervormde Jongeren Organisatie (HHJO), hield de ruim vijftig luisteraars voor dat in het kinderwerk twee dingen belangrijk zijn: liefde en leiding. „Houdt u werkelijk van kinderen?” vroeg hij. „Zoals ze zijn? En niet zoals u denkt dat ze moeten zijn?” Liefde is noodzakelijk om verbinding te maken en om een boodschap over te brengen, aldus Middelkoop. „Een kind is net een spiegel. Wat jij kaatst, weerkaatst het. Er is niets eerlijker op aarde dan een kind, toch? Niemand hecht makkelijker geloof aan iets dan een kind. Misschien is de belangrijkste les voor een kinderwerker: worden als een kind.”

Middelkoop raadde de aanwezigen aan om oogcontact met de kinderen te maken, „niet te lang, want dat voelt ongemakkelijk.” Ook een snelle hand op de schouder en tijd voor een kind apart zijn belangrijk. „Voor Jan met de snottebel en voor Lydia met haar verhalen. Het kan zijn dat we in het kinderwerk zo druk zijn met ons verhaal, met knutselen, met orde houden, dat we als de club afgelopen is geen kind gezien hebben.” Kijk eens heel diep in hun ogen, adviseerde hij. „Dan zie je hun kinderen en nog dieper hun klein- en achterkleinkinderen.”

Ook is het belangrijk kinderen duidelijkheid te geven en hen positief te benaderen, stelde Middelkoop. „Zit er één onderuitgezakt, dan kun je zeggen: Ja, kom op, nu even rechtop zitten. Maar het kan ook andersom: Hé, ik zie de meeste kinderen rechtop zitten, die hebben er zeker heel veel zin in.”

Ds. G. Kater benadrukte in zijn lezing –waar de avond mee begon– dat het voor een kinderwerker „onmogelijk” is om Christus niet te kennen. „Zijn wij werkelijk levende getuigen?” Dat heeft ook zijn weerslag op het godsbeeld dat een jeugdwerker doorgeeft, stelde de predikant van de hersteld hervormde gemeenten in Zwolle, Hasselt en Rouveen. „Zonder persoonlijke geloofskennis is dit niet meer dan een denkbeeld, zelfs een afgodsbeeld. Voor de een is God Iemand Die zonder barmhartigheid mensen naar de hel stuurt. Voor anderen als een goedlachse grootvader. Ons godsbeeld klinkt door in onze boodschap en kan bepalend zijn voor het godsbeeld dat mede door ons bij het kind wordt gevormd.”

Het werk van kinderwerkers, „opvoeden in de vreze des Heeren”, staat in eeuwigheidsperspectief, zei ds. Kater. „We zien kinderen als kinderen van Adam. Maar ook als kinderen van het genadeverbond waarin Christus zegt hun God te willen zijn. We zien hen als kinderen voor wie het levensnoodzakelijk is om Christus te omhelzen. De boodschap die wij aan hen doorgeven, maakt ons medeverantwoordelijk voor hun ziel.”

De derde spreker was Gertrude de Regt, jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG). De Regt stelde in haar praktische lezing de vertelling centraal. „Bijna iedereen kan zich herinneren dat hij naar een Bijbelverhaal luisterde en dat hij vergat waar hij was. Hoe kwam dat? Omdat het schilderen met woorden was. En omdat het uit het hart kwam.”

De Regt benadrukte het belang van een goede voorbereiding. „Hoe zag een visnet eruit? Wat zie je als je van Jeruzalem naar Galilea reist?” Aan de andere kant: „Alleen een technisch goed verhaal is niet genoeg om kinderen op te wekken tot de dienst van de Heere. Je kunt alleen goed gereedschap zijn als je zelf gevormd bent door de boodschap die je brengt.”

In hoeverre fantasie in een Bijbelvertelling is geoorloofd, blijft lastig, bleek tijdens de korte forumdiscussie waaraan naast de sprekers ook ds. M. Storm van IKEG, een wereldwijde organisatie voor kinderevangelisatie, deelnam. Alles moet kloppen met het Bijbelverhaal en niet afleiden van de boodschap, is de gedeelde mening van het forum. Zoals in het voorbeeld dat De Regt in haar lezing noemde. Daarin zoekt een vrouw haar verloren penning tussen het stro in de ruimte van het huis waar de dieren staan. „Dat vind ik geoorloofde fantasie. Anders dan wanneer je over Jona zegt: „O, wat stonk die Jona. En er zat allemaal wier in zijn haar. De mensen in Ninevé liepen gewoon bij hem weg.” Zoiets leidt af van de boodschap, je zíét kinderen al gaan lachen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer