’Zeker 470 burgers gedood door geweld in Atjeh’
Zeker 470 burgers zijn in de Indonesische provincie Atjeh in het noorden van het eiland Sumatra om het leven gekomen sinds het Indonesische leger hier op 19 mei een militaire campagne begon tegen opstandige rebellen. Dat heeft het Atjeh Referendum Informatie Centrum (SIRA) dinsdag gemeld.
De opstand in Atjeh duurt al 27 jaar. De Indonesische regering kondigde in mei de staat van beleg af in Atjeh, terwijl er een grote militaire operatie werd opgezet om de rebellen te verdrijven. Sindsdien zijn ruim 1300 mensen gedood, vooral opstandelingen van de Beweging Vrij Atjeh (GAM). Zeker negenhonderd rebellen zijn gearresteerd.
Volgens het SIRA is het Indonesische leger verantwoordelijk voor de meeste doden. De strijdkrachten beweren echter dat de GAM verantwoordelijk is voor de meeste doden onder de burgerbevolking en dat de overige gevallen te wijten zijn aan ongelukken en verdwaalde kogels. Meer dan 40.000 militairen en agenten zijn nu in Atjeh gestationeerd.
Het SIRA beschuldigt de strijdkrachten ervan op grote schaal de mensenrechten te schenden. De afgelopen vier maanden heeft de organisatie 2677 gevallen van schendingen geconstateerd. Tevens zouden militairen sinds mei meer dan 930 burgers willekeurig hebben gearresteerd of ontvoerd.
Het SIRA dringt aan op een referendum om te bepalen of de provincie zich wel of niet moet terugtrekken uit de de republiek Indonesië. Het SIRA pleit verder voor de hervatting van de vredesbesprekingen tussen het GAM en Jakarta. Verscheidene leiders van de organisatie zitten in Indonesië gevangen wegens verraad.
Het leger heeft journalisten en nongouvernementele organisaties beperkingen opgelegd in Atjeh. Daardoor kunnen de cijfers van het SIRA en het leger niet onafhankelijk worden geverifieerd. Sinds het GAM in 1976 zijn strijd voor onafhankelijkheid begon, zijn ruim 11.000 mensen om het leven gekomen. De meesten hiervan zijn burgers.