Vakbond: Wajonger die wil werken, moet de kans krijgen
Werkgevers staan niet te trappelen om een jonggehandicapte, een Wajonger, aan te nemen. Onbekend maakt onbemind. Wie de stap toch waagt, kan de smaak te pakken krijgen. „Ik heb iemand met autisme in dienst en ken geen loyalere werknemer.”
Leendert Smit (34) uit Berkel en Rodenrijs is bepaald niet het prototype van een Wajonger. Hij werkt als geestelijk verzorger in het protestants-christelijke woon-zorgcentrum Duinrust in Scheveningen. Toch heeft hij een Wajong-uitkering. „Ik had al voor m’n 18e een chronische leverziekte. Op grond daarvan kom ik in aanmerking voor een gedeeltelijke uitkering.”
Smit werkt zestien uur per week. „Ik voer pastorale gesprekken met bewoners, onderhoud contacten met vrijwilligers en kerken, leid een Bijbelkring en gespreksgroepen, ga voor in weeksluitingen en soms ook in bijzondere diensten. Daarnaast studeer ik aan het baptistenseminarium in Barneveld. Alles bij elkaar levert dat een lekker gevulde week op.”
Gehandicapt voelt Smit zich niet. „Het begrip Wajong wordt daar wel altijd mee in verband gebracht; met zwaar lichamelijk of verstandelijk gehandicapten. Maar er zijn genoeg Wajongers die, net als ik, gewoon werken.”
Met vooroordelen heeft Smit, die getrouwd is en een kind heeft, niet te maken. „Veel collega’s en bewoners weten niet eens dat ik een Wajonger ben. Bij sollicitatiegesprekken ben ik er altijd open en eerlijk over geweest. Dat is het beste. Voordelen voor de werkgever zijn er ook. Als ik door ziekte uitval, is mijn werkgever verzekerd door middel van een no riskpolis.”
Begeleiding heeft Smit niet meer. „Het eerste halfjaar voerde ik elke maand een gesprek met een jobcoach. Dat was leerzaam.” De Participatiewet, bedoeld om jonggehandicapten aan een baan te helpen, roept bij hem een dubbel gevoel op. „Het is goed dat werkgevers worden gestimuleerd een Wajonger in dienst te nemen, maar om het te verplichten, dat gaat te ver.”
Smit hoopt dat hij het „op termijn” zonder uitkering kan. „Ik schaam me er niet voor dat ik Wajonger ben, maar zelf je hele salaris verdienen, is natuurlijk toch het mooist.”
Band
Bij de vakbond CNV Jongeren werkt een Wajonger, laat voorzitter IJmert Muilwijk weten. „Zo iemand in dienst nemen is lastig, maar hem aan het werk houden, nog veel lastiger. In dit geval gaat het om iemand met autisme. We hebben samen heel wat doorgemaakt. Dat geeft een band. Het was in het begin wennen, maar ik ken geen loyalere werknemer.”
Muilwijk, een van de sprekers vandaag op een congres over Wajongers in Driebergen (zie kader boven), is begaan met jonggehandicapten. „Ik vind dat we als samenleving een taak hebben voor deze mensen. Van de 200.000 Wajongers zit een kwart doelloos thuis. Ze kunnen werken, willen werken, maar krijgen de kans niet. Dat vind ik tragisch.”
Als Wajongers iets parten speelt, dan is het: onbekend maakt onbemind. Muilwijk: „De bereidheid om jonggehandicapten in dienst te nemen, is niet groot. Bedrijven hebben een eenzijdig of zelfs verkeerd beeld van Wajongers. Zo van: ze kunnen niets, moeten begeleid worden en kosten geld. Om dat beeld te veranderen, sturen wij Wajongers naar bedrijven toe om zichzelf te presenteren. Uiteraard worden ze daarvoor eerst door ons getraind. Wat vertel je, hoe ga je met vragen om? Die aanpak blijkt goed te werken.”
Nogal wat filmpjes over Wajongers doen geen recht aan de werkelijkheid, vindt Muilwijk. „Ze laten iemand zien die in z’n rolstoel aan het werk is, bijvoorbeeld in een supermarkt. Slechts 15 procent van de Wajongers heeft een lichamelijke beperking; verreweg de grootste groep een niet-fysieke. Dan gaat het om mensen met een ontwikkelingsstoornis, een psychische ziekte of bijvoorbeeld een vorm van autisme. Die groep aan het werk helpen en houden, is lastiger dan de groep mensen in een rolstoel.”
Specifieke kennis
Niet alleen werkgevers moeten zich openstellen voor Wajongers, ook werknemers. Muilwijk: „Het begeleiden van een jongen met autisme vraagt specifieke kennis. Zo iemand kan helemaal flippen bij een simpele fout. Hoe ga je als collega daarmee om? Je zult iemand in je bedrijf moeten hebben die zich daarin schoolt. Voorheen lieten we die begeleiding door externe jobcoaches doen, maar daar is geen geld meer voor. Bovendien staan jobcoaches te veel op afstand; ze komen één keer per week kijken. Een Wajonger heeft dagelijks iemand naast zich nodig.”
Muilwijk hanteert de naam ”Harrie” om aan te geven waar een goede begeleider aan moet voldoen. „Die letters staan voor: hulpvaardig, alert, rustig, realistisch, instruerend en eerlijk. Zes belangrijke eigenschappen.” Gewoon aan de slag met Harrie, is zijn advies. „Bedrijven die een Wajonger in dienst nemen, hebben uiteindelijk meestal goede ervaringen.”
Het kan echter niet alleen van bedrijven afhangen, benadrukt de CNV’er. „Ook de samenleving, de politiek moet bereid zijn in jonggehandicapten te investeren. Wie een werknemer in een rolstoel aanneemt, moet een aangepast toilet in z’n bedrijf hebben. Dat kost geld. Net als het scholen van een collega om iemand met autisme te begeleiden. Het is niet eerlijk die kosten allemaal op het bedrijf te verhalen.”
Veel Wajongers hebben een lagere productiviteit en zijn vaker dan gemiddeld ziek. Muilwijk: „Ik vind het redelijk dat bedrijven de kosten daarvan gecompenseerd krijgen en dat de samenleving de rest bijpast.” Een dure grap in tijden van bezuinigingen? Muilwijk: „Het alternatief is dat Wajongers niet werken, thuis zitten en volledig in de bijstand vallen. Dan zijn we als samenleving duurder uit.”
Hij signaleert een probleem dat voorheen niet bestond. „Vroeger hadden we veel familiebedrijven in de mkb-sector. Als er iemand met een beperking aan het werk geholpen moest worden, zei de familie: Kom maar in het bedrijf. Doordat de samenleving steeds meer als los zand aan elkaar hangt, is dit soort mogelijkheden er minder.”
Muilwijk werkt aan een beter bestaan voor Wajongers. Als werkgever, als christen. „Niemand wordt zomaar geboren. Niemands leven mag zomaar voorbijgaan. Iedereen wil iets bijdragen aan de samenleving. Ook jongeren met een beperking willen dat. Daar geloof ik in.”
„Geef jonggehandicapte die wil werken de kans”
Jonggehandicapten heten ze. Ook wel Wajongers. Nederland telt er zo’n 200.000. Een kwart van hen is te beperkt om te werken, een kwart zit op school of studeert, een kwart heeft een baan en een kwart wil wel werken, maar zit thuis.
Wajongers hebben een lichamelijke of psychische beperking. Ze zitten in een rolstoel, hebben een ontwikkelingsachterstand, lijden aan een psychische ziekte of kampen bijvoorbeeld met een vorm van autisme.
Een gewone baan is niet voor Wajongers weggelegd. Als ze werken, hebben ze begeleiding nodig. Het liefst elke dag. Sommigen komen in een bedrijf terecht, anderen op een zorgboerderij, in een sociale werkvoorziening of in een dagactiviteitencentrum.
Wajongers staan hoog op de politieke agenda. Vooral omdat erop bezuinigd moet worden. Het vorige kabinet, Rutte I, had daarvoor de Wet werken naar vermogen bedacht. Toen de Tweede Kamer erover zou gaan stemmen, in april vorig jaar, viel het kabinet. Daarmee was de wet van de baan.
Rutte II heeft inmiddels een andere wet bedacht: de Participatiewet, die in 2014 moet ingaan. Twee belangrijke onderdelen daaruit: de uitvoering van de wet gaat van het Rijk naar de gemeenten, en bedrijven met meer dan 25 werknemers moeten 5 procent arbeidsgehandicapten in dienst nemen. Het quotum leidt naar verwachting tot 170.000 werkplekken. De opbrengst voor de schatkist bedraagt op termijn 340 miljoen euro. Bedrijven die niet aan het quotum voldoen, krijgen een boete van 5000 euro per jaar. Ontheffing is alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk.
Er is flinke kritiek op de Participatiewet. Het quotum is omstreden. Een deel van de oppositie in de Tweede Kamer heeft er moeite mee en werkgevers voelen er niets voor. Dat gemeenten de wet moeten gaan uitvoeren, stuit ook op verzet. Critici vragen zich af of plaatselijke overheden de kennis in huis hebben om goed met de wet om te gaan en vrezen dat jonggehandicapten per gemeente verschillend behandeld zullen worden.
Vandaag was er in Driebergen een congres over Wajongers. Een van de aanwezige partijen was CNV Jongeren. De vakbond trekt zich het lot van Wajongers aan en constateert dat er nogal wat fabels en misverstanden zijn over het aan het werk helpen van jonggehandicapten (zie hoofdartikel).
De christelijke vakbond meent dat de positie van Wajongers alleen kan verbeteren als jonggehandicapten niet langer als last, als economisch onrendabel worden gezien. De bond bepleit een andere denkwijze: accepteer dat Wajongers een beperking hebben waardoor ze altijd meer zullen kosten dan opbrengen, neem belemmeringen op de werkplek zo veel mogelijk weg en verdeel de kosten van noodzakelijke aanpassingen over bedrijven en overheid/samenleving.
CNV Jongeren hanteert voor iedereen, gehandicapt of niet, het standpunt: wie kan en wil werken, moet de kans krijgen.