Ds. Oorschot leidde bijna 800 rouwdiensten
Bijna 800 rouwdiensten en begrafenissen moet hij in 35 jaar tijd hebben geleid. „Maar de dood went nooit. Sterven is niet gewoon, het blijft een vreemd element in het leven, want de mens was niet geschapen om te sterven maar om te leven. Naar een sterfhuis neem ik niet mijn ervaring mee, maar mijn bewogenheid, en mijn Bijbel.”
Ds. C. Oorschot (79) is emeritus predikant in de Hersteld Hervormde Kerk. Als pastoraal medewerker is hij verbonden aan de hersteld hervormde gemeenten van Stellendam en Nieuwe-Tonge. Daar leidt hij nog steeds rouwdiensten en begrafenissen. Ondertussen houdt hij ernstig rekening met zijn eigen levenseinde. „Iedere keer als ik met de familie op het kerkhof meeloop naar het open graf let ik op al die grafzerken. De meeste mensen die begraven liggen, waren jonger dan ik.”
De moeilijkste begrafenissen zijn die waarbij de overledene in zijn leven er geen blijk van heeft gegeven de Heere te hebben gezocht, zegt ds. Oorschot. „Je ervaart dan dat er geen ruimte is om de achterblijvenden te troosten met de enige troost in leven en in sterven. Aan de andere kant wordt een predikant niet geroepen om iemand in de hemel te zetten. Ik ben geen Petrus die volgens Rome bij de hemelpoort staat en de sleutels van het hemelrijk draagt.”
De mens gaat naar zijn eeuwig huis. „Dat geeft een grote klem aan het ambt, die ik in heel mijn ambtelijke bediening gevoeld heb, niet het minst bij stervensbegeleiding. Steeds weer zie je wat de zonde teweeg heeft gebracht.”
Geen enkele begrafenis is aan een andere gelijk, zegt ds. Oorschot. „Voor jezelf maakt het veel uit of je iemand wel of niet goed gekend hebt, of je met iemand een geestelijke band had. Het maakt ook verschil of het om een oude man gaat of om een klein kind. Soms word je gevraagd voor een rouwdienst van iemand die je niet hebt gekend. Dat vind ik erg moeilijk, maar ook dan mag het Woord opengaan.”
Voor ds. Oorschot is het helder: een predikant moet in de rouwdienst en aan het graf het Woord laten spreken. Niets meer en niets minder. „Het komt nogal eens voor dat familieleden zeggen: „Alstublieft geen hel en verdoemenis, meneer.” Dan zeg ik: „Daar kom ik ook niet voor. U mag van mij wel verwachten dat ik de Bijbel laten spreken en dat ik Christus verkondig, Die gekomen is om de zondaren zalig te maken. Daarbij hoop ik u eerlijk te behandelen.
Er zijn maar twee wegen: de ene ten leven, de andere ten dode. Die noem en verklaar ik in de rouwdienst heel concreet. En soms zie je toch opeens dat het Woord beslag legt.”
Soms vraagt de familie of hij in de rouwdienst over een bepaalde Bijbeltekst wil spreken. „Dat doe ik in principe altijd. Ook als ik meen dat de tekst een bepaalde verwachting in zich heeft die mij uit het leven van de overledene niet is gebleken. Ook die tekst staat immers in het Woord en dan kan ik geen bezwaar maken eruit te preken. Dat betekent niet dat ik zeg wat de familie graag hoort. Ook bij het levenseinde geldt voor een predikant: Heere, wat wilt Gij dat ik spreken zal.”