Spoorwegmuseum belicht Jodentransporten
UTRECHT – In 102 treinen reisden zeker 102.000 Nederlandse Joden naar kampen als Auschwitz en Bergen Belsen. Gedwongen transport. De meesten keerden nooit meer terug. In het Spoorwegmuseum te Utrecht is sinds dinsdag een vaste tentoonstelling over deze Jodentransporten te zien.
Het Spoorwegmuseum „worstelde” al langer met de vraag hoe het aandacht moest besteden aan deze „zwarte bladzijden uit de spoorgeschiedenis”, zo zei directeur Paul van Vlijmen dinsdag bij de opening. „Hoe pas je een dergelijk zwaar onderwerp in binnen een museumconcept waar ”vermaak” centraal staat? Waar meer dan 100.000 kinderen per jaar met andere verwachtingen op bezoek komen?”
Sinds dinsdag staat op een doodlopend stukje spoor –bewust gekozen symboliek– een goederenwagon met een interactieve informatiezuil erbij. De wagen ziet er verweerd uit. De schuifdeur staat open en doet denken aan de veewagons waarin Joden in de Tweede Wereldoorlog op transport werden gezet.
Binnen is het somber. De wagon is leeg. De ramen zijn dichtgemaakt. Alleen door een paar kieren valt wat licht naar binnen. Zulke kieren herinnert dr. Bloeme Evers-Emden (86) zich nog goed van haar transport vanuit Kamp Westerbork in Drenthe naar Auschwitz om 1944. Zij zat in dezelfde trein als Anne Frank. De wagen was zo vol dat niet iedereen kon zitten, vertelde zij dinsdag. „Er was geen licht. Alleen drie spleten. Dat was de enige luchttoevoer. Als iemand het benauwd had, ging hij daar even bij staan. Na twee dagen gereisd te hebben herkende iemand die door de kier keek het landschap: dit is de omgeving van Auschwitz, zei hij.” Wat dat betekende, wisten de Joden inmiddels goed.
Tijdens de treinreis heerste er een wanhopige stemming, tegelijk was er berusting, zei dr. Evers. Zij was bijna achttien toen zij in 1944 naar het oosten werd getransporteerd. „Je zat in de val. Er werd gehuild. Maar de meeste mensen waren stil.”
In Auschwitz aangekomen „sloegen mannen in blauw-witgestreepte pakken ons uit de wagons.” Daarna vond de eerste selectie plaats. Evers –moeder van de bekende Amsterdamse rabbijn R. Evers– behoorde tot de groep die niet naar de gaskamers hoefde.
De Duitsers verplaatsten Evers later naar een ander kamp. „Daar was het klimaat vergeleken met dat in Auschwitz redelijk.” Evers overleefde de strafkampen.
Even beklemmend als het verhaal van Evers zijn de getuigenverhalen die in de verder lege wagon klinken. Ze zijn gebaseerd op dagboeken, briefjes en andere bronnen die spoorhistoricus Joop Zijlstra ontdekte.
Zijlstra is zelf bijzonder geraakt door het verhaal van Hadassa en Sophia Wijzenbeek, zo vertelde hij dinsdag. De tweelingszusjes behoorden tot de 1200 Joden die vanaf het Maliebaanstation in Utrecht –nu het onderkomen van het Spoorwegmuseum– op transport werden gezet. De twee keerden niet terug. Omgekomen bij medische experimenten door de nazi’s. Zijlstra: „Ik fiets dagelijks langs hun huis. Ik kan er niet langsrijden zonder aan hen te denken.”
Geen schuldige
De expositie ”Beladen treinen” biedt een „combinatie van de persoonlijke verhalen van de mensen met de kille feiten van de transporten naar de vernietigingskampen”, zegt directeur Van Vlijmen.
Het museum wijst bewust geen schuldigen aan. Waarom werkte NS-personeel mee? Konden zij de transporten niet saboteren? Van Vlijmen: „Wij bieden bezoekers handvatten om zelf tot een oordeel te komen. Daarbij hebben wij niet geschuwd schokkende feiten en verhalen te presenteren om zo de bezoeker zo dicht als mogelijk bij de waarheid te brengen. Vanzelfsprekend spelen de NS een hoofdrol op de expositie, net als andere Europese spoorwegbedrijven die meegewerkt hebben aan de Holocaust. Spoorbedrijven waren als militaire organisatie georganiseerd. De efficiëntie zat ze in de genen. Die logistieke kracht was ook geschikt voor het misdadige gebruik daarvan.”
De Jodentransporten vormen ook voor de NS een gevoelig thema. Nog steeds. Niet voor niets voerde Marion Gout, president-directeur van spoorbeheerder ProRail en lid van de raad van toezicht van het Spoorwegmuseum, dinsdag het woord. Ze gaf aan dat de NS en ProRail „het altijd hebben toegejuicht juist dit gevoelige, beladen onderwerp in historisch perspectief te behandelen. De rol van de spoorwegen, van de spoorwegbedrijven en hun directies moet verteld worden. (…) Het is goed om alles te onderzoeken en de resultaten die daaruit voortkomen over te dragen, vooral ook aan de nieuwe generaties die de oorlog niet hebben meegemaakt.”