Buitenland

Strijd in de guerrillabergen van Noord-Mali

Franse troepen leveren momenteel zware strijd in de onherbergzame ‘guerrillabergen’ in het noorden van Mali. De interventie komt daarmee tot een climax. En wat dan?

Floris Grijzenhout en Mark Wallet
4 March 2013 16:14Gewijzigd op 15 November 2020 02:17
Mohammed Ag Idwal zit vastgeketend aan een motorfiets in de gevangenis van de Noord-Malinese stad Gao. De 55-jarige Malinees zou de leider zijn geweest van de islamistische groep Mujao. Foto EPA
Mohammed Ag Idwal zit vastgeketend aan een motorfiets in de gevangenis van de Noord-Malinese stad Gao. De 55-jarige Malinees zou de leider zijn geweest van de islamistische groep Mujao. Foto EPA

Het berggebied in het noorden van Mali is onherbergzaam, zeer onherbergzaam. De perfecte plek om een maanlanding in scène te zetten, schreef een BBC-journalist die de streek ooit bezocht. Maar ook de ideale schuilplaats voor milities die het gebied op hun duimpje kennen. Troepen vanbuiten hebben dan al snel het nakijken. De guerrillabergen, fluisteren defensiespecialisten.

Het is dit gebied waar Franse militairen momenteel jacht maken op islamistische opstandelingen. De Franse minister van Defensie, Jean Yves le Drian, sprak deze week van „zeer heftige gevechten” in het gebergte. „We zijn nu bij het hart van het conflict”, voegde hij eraan toe. De Fransen krijgen er steun van militairen uit het naburige Tsjaad. Die zijn beter bekend met dergelijk desolaat terrein.

Het eerste deel van de strijd in Mali had veel weg van een Blitzkrieg, een bliksemoorlog. De steden van Noord-Mali vielen in rap tempo in Franse handen. Nu moet er doorgepakt worden, de binnenlanden in, en die fase is taai. Le Drian zei deze week voor de radio dat hij niet wil speculeren over een spoedige terugtrekking van Franse troepen zolang er in het gebergte slag wordt geleverd. Vanuit Parijs klonken eerder nog optimistische geluiden dat deze maand al een begin kon worden gemaakt met de terugtrekking van de 4000 man sterke troepenmacht.

Onderzoeksdirecteur Paul-Simon Handy van het Instituut voor Veiligheidsstudies in Pretoria, Zuid-Afrika, schudt resoluut zijn hoofd. „De Franse troepen kunnen voorlopig beslist niet weg”, oordeelt hij. „Dat snapt Parijs ook wel.” Handy beluistert in de aankondigingen over een spoedige terugtrekking vooral een signaal naar de regionale verbanden om werk te maken van een vervolgstrategie.

De wetenschapper zegt zich bewust te zijn van de verschillen tussen de situatie in Afghanistan en Mali, maar ziet opvallende parallellen. „In Afghanistan verliep de strijd tegen de taliban aanvankelijk ook zeer voorspoedig. De steden waren snel bevrijd. Toen begon de guerrilla echter. Het leert voorzichtig te zijn met al te optimistische scenario’s.”

Voetangels

Op een conferentie over Mali, deze week in Brussel, is het terughoudendheid troef. „Ik zie de situatie nog niet zo snel stabiliseren”, laat de vertegenwoordiger van de Afrikaanse Unie in Brussel, Ajay Kumar Bramdeo, weten. „We moeten bereid zijn lange tijd in de regio actief te blijven.” De Algerijnse ambassadeur voor België, Luxemburg en de EU, Amar Bendjama, spreekt van een „zeer moeilijke transitieperiode.”

Duidelijk is dat de problematiek van Mali niet geïsoleerd is. Ook al jagen de Fransen alle islamisten uit hun spelonken en stoppen ze de leiders van andere criminele bendes erin, dan nog blijft het gisten en broeien in de regio.

Want wie stoort zich in de Sahelregio –een gebied dat zich over de volle breedte van Afrika uitstrekt van Senegal in het westen tot Somalië in het oosten– nu aan landsgrenzen? Criminelen en milities zeker niet. Die grenzen zijn bovendien nauwelijks te bewaken. „Wij hebben meer dan 1000 kilometer grens met Mali, in zeer dunbevolkt gebied”, merkt de Algerijnse ambassadeur Bendjama fijntjes op. „Kunnen jullie je daar in België iets bij voorstellen?”

Het betekent dat Malinese milities gemakkelijk (tijdelijk) kunnen uitwijken naar buurlanden als Niger of een heenkomen kunnen zoeken in Libië. Het zuiden van dat Noord-Afrikaanse land ontpopt zich sinds de val van het Gaddafiregime als een waar broeinest van criminaliteit en terreur.

In Brussel heeft niemand moeite de voetangels en klemmen op te sommen op de weg naar vrede in Mali en de Sahel. Het is struikelen geblazen over extremistische groepen, wapenhandel, drugssmokkel en schrijnende armoede. Ook de klimaatveranderingen spelen een rol: door de oprukkende woestijn wordt de vruchtbare grond in de regio schaarser en neemt het risico op conflicten toe.

Zwitserland

Maar stel, stel nu, dat alle buurlanden van Mali een soort Zwitserland en Zweden waren, dan nog heeft Mali na een grondige ‘schoonmaak’ nog ruim voldoende aan zijn eigen kwaad. Het is namelijk niet zo dat de extremisten in het land een probleem op zich vormen. Weg extremisten en klaar is Kees.

Aan het conflict in het noorden van het land ligt een jarenlange, systematische, marginalisering van bepaalde bevolkingstroepen, waaronder de Toeareg, ten grondslag. Dat is één. Daarnaast vechten rivaliserende tribale en etnische groepen in Noord-Mali hun langdurige conflicten uit. Sommige van die elites hebben zich daarbij om tactische redenen verbonden met extremisten. Deze conflicten zijn moelijker op te lossen dan het hele jihadistische probleem in het land.

Mali kent bovendien geen wettige regering. Het huidige landsbestuur heeft geen democratische legitimiteit en kan niet bogen op enige steun van groepen in het noorden. Maar ook in het zuiden is lang niet iedereen er blij mee. Er zullen dus democratische verkiezingen moeten komen.

Dat is gemakkelijk gezegd. De realiteit is dat verkiezingen ten minste op korte termijn de tegenstellingen in het land zullen verscherpen. De weg naar meer democratie zal dus begeleid moeten worden door een veel breder programma waarbij verschillende bevolkingsgroepen nader tot elkaar komen. En dat kan alleen als de veiligheid gegarandeerd is.

Sleutelpositie

De grote vraag is wie daarin het voortouw kan nemen, als de Fransen hun handen ervan af trekken. In de Sahelregio bestaat geen goed functionerend regionaal netwerk dat de veiligheid kan garanderen. Ook het regionale samenwerkingsverband Ecowas, dat al bij de interventie in Mali betrokken is, heeft er volgens experts de middelen niet voor.

Handy: „Ecowas is weliswaar het beste regionale samenwerkingsverband in Afrika, maar niet voorbereid op strijd in Mali. Deze situatie vraagt om een geheel eigen stijl van interventie, onder meer in woestijngebied. Ook troepen uit Nigeria en Ivoorkust hebben daar geen ervaring mee. Het leger uit Tsjaad overigens wel. Tsjaad (geen lidstaat van Ecowas, MW) is er door Frankrijk om die reden nadrukkelijk bijgevraagd.”

De landen uit de regio zijn bovendien moeilijk op één lijn te krijgen. „Er bestaat wantrouwen tussen Algerije en Mauritanië aan de ene kant en de Ecowas-landen aan de andere kant”, legt Wolfram Lacher van het Duitse instituut voor internationale betrekkingen SWP uit. „De eerste twee zijn tegen een vredesmacht in Mali vanuit de regio, de andere landen zijn er juist voor.” Het is een kloof die veel dieper gaat dan een verschil van inzicht rond Mali.

Lacher wijst erop dat een keuze van Frankrijk en andere internationale spelers voor Ecowas er impliciet een tegen Algerije en Mauritanië is. „Die keuze is best te begrijpen, maar het is wel belangrijk je daar bewust van te zijn.” Algerije heeft volgens velen namelijk wel een sleutelpositie voor de oplossing van het conflict in Mali en de regionale conflicten.

Ook de Zuid-Afrikaanse onderzoeker Handy vindt dat Algerije zijn verantwoordelijkheid moet nemen om een strategie voor de Sahel te ontwikkelen. „Dat is simpelweg in hun eigen belang: veel van de islamistische leiders in Mali zijn Algerijnen. De drugs- en sigarettensmokkel speelt bovendien in de hele regio.”


Nederlandse betrokkenheid bij Mali
Den Haag onderhoudt al jaren goede betrekkingen met Mali. Het land in de Sahel is een van de vijftien landen die bilaterale ontwikkelingshulp ontvangen van Nederland.

Een belangrijke manier waarop Den Haag de gebeurtenissen in Mali momenteel kan sturen is binnen de Europese samenwerking. Er loopt vanuit de Europese Unie een verzoek aan de regering om deel te nemen aan een trainingsmissie. De EU heeft toegezegd Malinese bataljons te gaan trainen en militaire adviezen te geven. Hiervoor sturen de EU-lidstaten 500 man naar Mali. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft nog geen besluit genomen troepen hiervoor te leveren, maar zegt deelname te overwegen.

Een andere manier waarop Nederland bij de ontwikkelingen in Mali betrokken is, is via het Nederlands Instituut voor Meerpartijen Democratie (NIMD). Het instituut, opgericht door diverse Nederlandse politieke partijen, probeert democratie te bevorderen in landen over de hele wereld. Dit heeft geresulteerd in projecten in onder meer Ecuador, Georgië, Indonesië en dus ook Mali.

„Wij stimuleren met ons programma het vergroten van de cohesie tussen de verschillende bevolkingsgroepen en facties. Vaak zijn verkiezingen aanleiding om elkaar zwart te maken. Dit resulteert vervolgens in grote onrust in de samenleving”, aldus Wouter Dol, hoofd van het Maliprogramma van het NIMD. Het instituut roept politieke partijen ook op de banden met de middenklasse aan te halen.

Dol onderstreept dat de strijd bij goed verlopen verkiezingen niet gestreden is: „Dan begint de grote uitdaging om het systeem werkend te houden. Mali moet ook op lokaal niveau democratie vestigen. Het Westen mag verkiezingen niet als excuus gebruiken om het land te verlaten.”


Frankrijk: We wilden strijd voorkomen

Frankrijk begon zich in 2008 „echt zorgen” te maken over de situatie in Mali en omstreken. Dat zegt Franck Paris, hoofd van de Franse vertegenwoordiging bij de EU in Brussel.

Goed, Frankrijk is Mali binnengevallen. Maar de Franse betrokkenheid bij Mali is niet daarmee begonnen, onderstreept Paris. „We zijn al vijf jaar op diplomatiek gebied actief in Mali en de regio. We wilden de strijd juist voorkomen.”

Paris maakt duidelijk dat Mali, Niger en Mauritanië tot zo’n vijf jaar terug niet bijzonder veel aandacht van Parijs kregen, ondanks de historische banden. Dat veranderde echter in 2008, toen „alarmerende berichten” Parijs bereikten. Paris: „Er was sprake van wapenhandel, drugssmokkel, extremisme in Mali en de Sahel. Tot zover geen nieuws, maar wat we in 2008 zagen was dat er verbindingen tussen al die factoren ontstonden.”

Frankrijk realiseerde zich dat de problematiek toen al te groot was geworden om door een regionale organisatie opgelost te worden. „De conclusie die we trokken was dat de EU hier een rol moest gaan spelen”, zegt Paris. De diplomaat onderstreept dat Frankrijk niet op eigen houtje heeft willen opereren. „We wilden het breed trekken. Want niet alleen Spanje of Frankrijk liep door de ontwikkelingen gevaar voor terrorisme, ook de andere EU-landen.”

Wat het verdere plan van Frankrijk is? Paris: „We willen het Malinese militaire proces op de rails zetten en de Afrikaanse troepen onder de vlag van Ecowas en de Afrikaanse Unie brengen, als mogelijk onder supervisie van de VN.” Hij waarschuwt ervoor niet verder dan Mali te kijken. „Het grote gevaar is nu de buurlanden te vergeten.” Frankrijk is dan ook actief in het Malinese buurland Niger.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer