Hersentumorcentrum aan de Maas
In het hersentumorcentrum van het Erasmus MC zit een groep medisch specialisten rond de tafel. Op een scherm is een scan van een moeilijk te behandelen breintumor te zien. Verschillende artsen adviseren over de strategie om de tumor aan te pakken. Het behandelplan krijgt vorm.
De vergadering staat model voor de benadering van patiënten met hersentumoren. „Achter hun eigen behandelend arts staat tijdens het hele traject een team dat meedenkt en adviseert”, aldus neurochirurg prof. Clemens Dirven. Na afloop van de teambespreking geeft hij, samen met neuro-oncoloog dr. Martin van den Bent, meer informatie over het eerder dit jaar opgerichte hersentumorcentrum in het Erasmus MC in Rotterdam.
Jaarlijks worden er zo’n 350 hersentumoroperaties verricht. Aan het centrum is een groot aantal neurochirurgen, neuro-oncologen en andere specialisten verbonden.
Vijf gespecialiseerde verpleegkundigen begeleiden patiënten gedurende het hele behandeltraject, geven chemokuren of zijn betrokken bij onderzoek.
De grootste groep hersentumoren vormen de zogeheten gliomen. Ze zijn soms redelijk goedaardig, maar de meeste zijn heel kwaadaardig of worden dat later. Dirven: „Een hersentumor is heel confronterend voor patiënten. We kunnen ze behandelen, maar niet afdoende. Vroeger of later zullen ze eraan overlijden. Onze verpleegkundigen weten wat de patiënten doormaken en kunnen hen daarin begeleiden.”
Patiënten worden doorgaans naar het hersentumorcentrum verwezen via een neuroloog in een ander ziekenhuis na een scan. Ze komen uit het hele land, al zijn de meesten afkomstig uit de regio Rotterdam en Zuidwest-Nederland.
Na aanmelding kunnen mensen binnen een week terecht op het neurochirurgisch inloopspreekuur waar, behalve een neurochirurg, ook een van de verpleegkundigen aanwezig is.
Dirven: „Daarna besluiten we wat ons verder te doen staat. In alle gevallen volgt een operatie, klein of groot. Soms nemen we eerst een weefselmonster. Als het nodig is, bespreken we de patiënt in ons team. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of het beter is de tumor maximaal weg te halen, of dat het toch beter is slechts een deel van het tumorweefsel te verwijderen.”
Gliomen hebben een kern, maar aan de randen laten de tumorcellen los en bewegen het brein in, legt Dirven uit. „Dus je kunt als chirurg de tumor nooit helemaal verwijderen. We hebben intussen sterke aanwijzingen dat bij laaggradige, dus redelijk goedaardige gliomen, patiënten heel wat langer leven als je zo veel mogelijk tumorweefsel verwijdert. Dat vereist veel kundigheid. Zulke ingrepen zijn niet zonder risico’s. Het gezonde deel van het brein kan beschadigd raken.”
Nieuwe technieken voorkomen tijdens de operatie dat er schade ontstaat aan gezonde hersencellen, aldus de neurochirurg. Eén ervan is het inkleuren van de tumor met fluorescentie, zodat de chirurg kan zien waar het tumorweefsel ophoudt. Een andere mogelijkheid is stimulatie van het brein tijdens wakkere hersenoperaties of de inzet van echoapparatuur. „Dit arsenaal en de combinatie van technieken is uniek voor ons hersentumorcentrum”, aldus Dirven.
De operatie volgt binnen twee, hooguit drie weken na aanmelding. „Een deel van het tumorweefsel gaat naar de patholoog voor onderzoek. Een ander deel gaat naar ons laboratorium, waar we het opkweken om te bewaren in onze vriezers. Als we een DNA-profiel vinden waarvan we denken dat het mogelijk goed reageert op een bepaald kankerceldodend middel, testen we dat medicijn op de gekweekte tumorcellen”, aldus Dirven.
Van den Bent: „We zijn nu bezig met onderzoek naar betere DNA-markers om te zien welke patiënten we wel of juist geen chemotherapie moeten geven. Inmiddels hebben we een aantal goede markers gevonden.”
Als na vijf dagen de uitslag van de patholoog binnen is, overleggen de artsen opnieuw wat er verder gedaan kan worden en wordt de patiënt overgedragen aan de neuro-oncoloog.
Bij het eerste bezoek aan de poli na de ingreep wordt bloed afgenomen en zo nodig een MRI-scan gemaakt. Dan volgt een bezoek aan de neuroloog waarbij nog dezelfde ochtend de uitslag van de scan de revue passeert. Op basis van de diagnose worden er afspraken gemaakt voor chemokuren, voor het maken van een masker voor bestraling of voor beide.
Wat is de toegevoegde waarde van een behandeling in het hersentumorcentrum ten opzichte van een ander ziekenhuis?
Dirven: „Onze specialisten houden zich uitsluitend bezig met hersentumoren. Dat geeft een bundeling van kennis en ervaring. Neurologen in andere ziekenhuizen behandelen ook patiënten met MS, alzheimer, herseninfarcten enzovoorts. Voor neurochirurgen geldt hetzelfde. Ze opereren ongevalsslachtoffers, patiënten met hersenbloedingen en ook mensen met een breintumor. In ons centrum doet een aantal chirurgen vrijwel alleen dat laatste. Onze radiotherapeuten zijn gespecialiseerd in het bestralen van het brein.
We hebben, naast reguliere bestraling van grote tumoren, ook de mogelijkheid van zogeheten stereotactische bestraling voor middelgrote tumoren, waarbij de kanker met smalle stralenbundels van verschillende kanten zeer nauwkeurig wordt bestraald. Voor kleinere en goed afgegrensde tumoren zijn er radiochirurgische technieken waarbij de kanker met grote precisie wordt blootgesteld aan een hoge stralingsdosis.”
Van den Bent: „Een eenvoudige hersentumor kun je opereren en bestralen in een centrum dat niet alle expertise in huis heeft. In meer complexe gevallen is een patiënt beter af in ons centrum, ook voor chemokuren en bestralingen. Het is niet voor niets dat collega’s uit andere ziekenhuizen bij moeilijke problemen ons in complexe situaties om advies vragen. Dat hoeft overigens lang niet altijd te betekenen dat wij ook de behandeling doen, al heeft dat soms wel de voorkeur.”
Vertaalt uw aanpak zich in een langere overlevingsduur van patiënten met een hersentumor?
Dirven: „Dat weten we nog niet. We gaan heel goed bijhouden wat de uitkomsten van onze behandelingen zijn en hoe de kwaliteit van leven erna is. Dat is zowel voor de patiënt als voor ons belangrijk.”
Patiëntenzorg en onderzoek gaan samen op in het hersentumorcentrum?
Van den Bent: „Dat klopt. We zijn in Nederland het centrum dat het nauwst betrokken is bij de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen voor hersentumoren. Voorbeeld is het middel Temodal, dat in het recente verleden op de markt kwam. Op dit moment doen we onderzoek naar het middel Avastin voor patiënten met een glioblastoom. Daarnaast lopen er heel wat onderzoeken met andere middelen, zoals Cilengitide. Patiënten kunnen aan zulke studies meedoen als ze voldoen aan de criteria. Lang niet altijd werken nieuwe middelen beter dan de bestaande. Maar we blijven zoeken.
Een behandeling die nog in de onderzoeksfase verkeert, vormt het infecteren van tumorcellen met virussen die in staat zijn het erfelijk materiaal in de cellen te veranderen zodat ze gevoeliger worden voor chemotherapie. De virussen worden door een neurochirurg rechtstreeks in de tumor gespoten. Deze experimentele technieken kunnen we aanbieden aan uitbehandelde patiënten in de hoop op een levensverlengend effect. Genezen van een kwaadaardige hersentumor is momenteel helaas onmogelijk.” www.stophersentumoren.nl
Hersentumorcentrum
Erasmus MC, Rotterdam