Met de benen in de modder
Met de benen in de modder, letterlijk en figuurlijk. De vluchtelingen op een camping in Zelhem hebben geen vrolijk verhaal te vertellen. De gezinnen leven al maanden in tenten waar het ’s nachts ijskoud kan worden. De situatie grijpt ChristenUnie-kamerlid Tineke Huizinga aan. Letterlijk door de blubber loopt ze van tent naar tent. „U moet begrijpen: In mijn eentje kan ik uw problemen niet oplossen.”
Vrolijk kraait een meisje vanuit de box in de voortent van een caravan. „Papa!” De asielzoekerskinderen op camping De Betteld hebben een verzetje dankzij het werkbezoek dat kamerlid Tineke Huizinga van de ChristenUnie brengt. Zij laat zich na een drukke week in de Kamer op vrijdagmiddag nog op de hoogte stellen van de noodopvang voor vluchtelingen, opgezet door tien gemeenten in de Achterhoek.
Het valt Huizinga zichtbaar zwaar om te zien hoe hele gezinnen leven in veel te kleine caravans en tentjes. Zelf gaat ze dezelfde avond weg voor een korte vakantie. Maar hier, in Zelhem, zijn vluchtelingen permanent op ’vakantie’. Hoewel dat de naam niet mag hebben. Jan Hendriksen, betrokken bij de Stichting Noodopvang in Zelhem praat het kamerlid bij over de inspanningen die gemeenten zich troosten om het bestaan van asielzoekers nog een beetje menswaardig te houden. „Want deze groep heeft geen recht op faciliteiten”, vertelt hij. In Zelhem en omgeving worden op 65 plaatsen gezinnen opgevangen die om medische redenen zich graag in Nederland willen vestigen. Of die niet terugkunnen naar hun land van herkomst, omdat ze geen geldige reisdocumenten kunnen krijgen.
Zo ook de Ethiopische familie die onderdak heeft gekregen in het voormalige politiebureau van Zelhem. De woonkamer is het voormalige kantoor van de wachtcommandant. Aan het plafond hangen kille tl-buizen. Twee afgeleefde bankstellen en een elektronisch orgeltje vormen de belangrijkste onderdelen van de inventaris. Terwijl Huizinga op de bank zit, krijgt ze een serie documenten onder haar neus geschoven. Die moeten aantonen dat de familie werkelijk alles in het werk heeft gesteld om een geldig Ethiopisch paspoort te krijgen, zodat ze terug kunnen. „U heeft geprobeerd papieren te krijgen, maar dat is mislukt”, knikt Huizinga begrijpend.
„Voorbeelden van de falende regeling voor generaal pardon”, noemt Hendriksen de situatie van veel gezinnen. „Ze vallen buiten de boot, bijvoorbeeld omdat minister Verdonk die regeling alleen openstelt voor mensen die zich slechts eenmaal in Nederland voor asiel hebben gemeld. Terwijl er vluchtelingen zijn die eerst vijf jaar moesten wachten op een afwijzing, vervolgens een nieuw verzoek om verblijf hebben ingediend en nu al weer twee jaar op de beoordeling daarvan wachten. Die zitten hier dus al zeven jaar.”
Daarnaast is er de groep die om medische redenen hoopt op toelating. De noodopvang van de tien Achterhoekse gemeenten kan hun voor een halfjaar onderdak aanbieden. Maar daarna staan ze echt op straat. Hendriksen: „Per 1 november moeten 46 gezinnen plaatsmaken voor anderen. Wat er met hen moet gebeuren? Ik weet het echt niet. We hebben daar een heel onbehaaglijk gevoel bij.”
Huizinga kan niet veel meer doen dan alle verhalen aanhoren. Het sterkt haar in haar mening dat gemeenten die buiten het Rijk om asielzoekers opvangen niet fout bezig zijn. „Het gaat om mensen die terug willen, maar niet kunnen.” Ze hoopt dat minister Verdonk haast maakt met de opening van zogenaamde uitzetcentra, gericht op het terugsturen van vluchtelingen. „Dan zal ook de regering moeten toegeven dat bepaalde groepen echt niet retour kunnen. Tot die tijd kan ik alleen maar bewondering hebben voor de manier waarop hier in de Achterhoek asielzoekers worden opgevangen. Ook al kan hun inzet het probleem niet definitief oplossen.”