Slavernij stelt christenen schuldig
UTRECHT – De herdenking van de afschaffing van de slavernij, op 1 juli dit jaar, stelt christenen voor prangende vragen.
Dat bleek woensdagmiddag in de Utrechtse Monicakerk tijdens de bijeenkomst ”Slavernij: goedpraten of uitpraten”, georganiseerd door de Raad van Kerken. Goedpraten is in het verleden vaak gebeurd. Een voorbeeld is de tekst: „Want de Heere heeft Sion uitverkoren”, geschreven in de kapel van het Nederlandse slavenfort Elmina in Ghana. „Dat is zo’n belijdenis van: onze handel gaat goed, dus God is met ons. Hoe konden onze voorouders ooit tot die overtuiging komen?” vroeg Yosé Höhne-Sparborth zich woensdagmiddag af. „In een kapel boven de kelders waar de slaven soms maanden vastzaten totdat een schip uitvoer? Is dat geen godslastering? Voor Afrikaanse theologen is fort Elmina symbool voor de schuld van de christenen in deze geschiedenis.”
Yosé Höhne-Sparborth is namens de Basisbeweging lid van de Raad van Kerken. Deze beweging wil verbindingen leggen tussen kerken en organisaties. In Colombia werkte ze enkele weken aan de Caraïbische kust, in Afrogemeenschappen. Daar zag ze hoe de slavernij mensen blijvend heeft beschadigd. „Drie eeuwen slavernij gaan in je lijf zitten, in je botten, in je genen. Dat is zichtbaar. De gemeenschappen zijn ontworteld, letterlijk. Ik zag er een onvermogen om het eigen leven te organiseren, om zich thuis te voelen in dit leven. Er is een onvermogen om diepe relaties aan te gaan.”
Höhne-Sparborth stond woensdag nadrukkelijk stil bij de daderrol. „Wij Nederlanders, wij zijn goed in het ons herinneren van lijden dat ons werd aangedaan. En we herinneren ons graag onze helden. Over onze daderrol zijn we doorgaans kort van stof. Maar onze eeuwenlange daderrol heeft ook ons beschadigd. (…) Onze voorouders hadden beter kunnen weten. Onze God schaarde Zich aan de zijde van de slaven. En die God gaf het vluchtende slavenvolk de Tien Woorden in de woestijn, bij de Sinaï. (…) Die God tegen slavernij trekt al ruim 3000 jaar met ons op.”
Caroly Houmes, directeur van International Justice Mission (IJM) Nederland, schat dat op dit moment 27 miljoen mensen wereldwijd in slavernij leven, meer dan tijdens de hele trans-Atlantische slavenhandel. Per jaar gaat er 25 miljard euro om in deze snelstgroeiende criminele industrie. IJM helpt de slachtoffers van slavernij en uitbuiting. Medewerkers gaan in Azië, Afrika en Zuid-Amerika bordelen en steenfabrieken in. Ze geven informatie door aan de politie en zetten reddingsoperaties op. Zo zijn er 2400 mensen bevrijd en meer dan 130 gevaarlijke mensenhandelaren veroordeeld.
Houmes: „Onze medewerkers vonden een meisje dat de eerste verzen van Psalm 29 op de muur van haar cel had geschreven – in de ruimte waar ze dag in dag uit werd verkracht. Jezus ziet ook dat ene meisje dat ontvoerd werd, dat verkracht wordt, dat besmet is met aids. God was haar hoop en bevrijding.”
Ook de CDA-prominent Kathleen Ferrier maakte duidelijk dat het slavernijverleden allerminst voorbij is. „De gekleurde mens –ik spreek uit ervaring– heeft nog op vele terreinen te kampen met vooroordelen, racisme en uitsluiting en onderdrukking.” Ferrier stelde haar geboorteland Suriname ten voorbeeld aan Nederland. „De afgelopen jaren is mij meer dan eens gevraagd hoe het komt dat in Suriname al die verschillende bevolkingsgroepen relatief rustig samenleven. Suriname is het enige land in de wereld waar een synagoge en een moskee op een erf naast elkaar staan. Een belangrijke reden is dat men in Suriname van meet af aan wist elkaar nodig te hebben om verder te komen. Dat superioriteits- en inferioriteitsgevoelens hen niet verder zouden helpen. En dat besef: we hebben elkaar nodig als samenleving en we moeten aan de slag, moeten we hier ook krijgen.”
Woensdagmiddag werd de ”Wandelgids sporen van slavernij in Utrecht” gepresenteerd. De gids is geschreven door de historici dr. Esther Captain en dr. Hans Visser en uitgegeven door de Universiteit Utrecht. Een route voert door de binnenstad van de domstad langs plekken die een relatie hebben met de Nederlandse slavernijgeschiedenis.
De Raad van Kerken heeft gemeenten opgeroepen in de eigen woonplaats te kijken naar een monument, gebouw of erfstuk dat met de slavernij te maken heeft. De bedoeling is dat mensen zélf hun woonplek in verband brengen met de slavernij, daarvan verslag doen in de vorm van een route, brief, tekening, gedicht of lied. Bijdragen kunnen worden opgestuurd naar de Raad van Kerken, en worden op 1 juli aangeboden aan de Evangelische Broedergemeente in Amsterdam.