Verdrukking
De koning David was gevallen in overspel en lag daarna negen maanden gebonden en verstrikt in de klauwen van de satan, zonder enig gevoel. Maar de Zoon van God zond tot hem de profeet Nathan en die zei hem ronduit: „Gij zijt die man.” Zo heeft de Zoon van God door dit middel de strik van de duivel verbroken en tenietgedaan. Want David zei: „Ik heb gezondigd tegen de Heere.” Dit woord was geen lippentaal, maar kwam voort uit de benauwdheid van zijn ziel.De verdrukking is, door genade, een krachtig middel om de werken van de duivel in de uitverkorene te verbreken. Christus gebruikt daarvoor verschillende verdrukkingen en kastijdingen, zoals in onze tekst. Door de verdrukking maakt de Zoon van God de zonde bitter voor ons en dwingt ons die te verlaten.
Wij zien dat ook bij koning Manasse. Hij was vol van alle gruwelijke werken van de duivel. Hij was een moordenaar en een tovenaar. Al deze gruwelijke en duivelse werken heeft Gods Zoon verbroken en Hij deed dit door middel van de verdrukking. Want toen de krijgsoverste van de koning hem gevangennam, hem bond met ketenen en naar Babel voerde, staat er in 2 Kronieken 33:12: „En als Hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN zijns Gods ernstiglijk aan en vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen.”
Joos van Laren, predikant te Vlissingen (Tractaat over de woorden van Johannes 3:8, 1669)