„Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft.”

Uit al deze beloften kunnen we gemakkelijk opmaken wat God bedoelt met Zijn toezegging: „Ik zal u tot een God zijn”; en dat deze beloften aan Abraham en zijn zaad niet slechts vleselijk, maar ook geestelijk zijn. Paulus legt in Galaten 3 uit dat onze Heere Jezus Zelf aan Abraham is beloofd.

In Christus is alle volkomenheid, gerechtigheid, heiliging, leven, verlossing, betaling en eeuwig heil. „En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade” (Joh. 1:16). „Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou en dat Hij, door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed des kruises, zou verzoenen alles wat in de hemel en op de aarde is” (Kolossensen 1). Hierin bestaat de erfenis en het goed, door dit enig en eeuwig testament aan alle gelovigen vermaakt.

Dit is ook de kern van wat we tot nu toe besproken hebben voor wat betreft Gods gedachten over ons en wat wij van Hem verwachten mogen. De hoogste Kracht en Majesteit, Die alles geschapen heeft en nog onderhoudt, in Wie alles bestaat, wil de God van Abraham en zijn zaad zijn. Dat betekent: God biedt Zichzelf aan als de volkomen algenoegzame Bron van wat de mens nodig geeft. Hij stelt al Zijn vermogen en kracht aan de mens ten dienste.

Heinrich Bullinger, 
predikant te Zürich

(”Het enige en eeuwige Testament of Verbond Gods”, 1533)