Loslaten
Uiteraard zijn er veel verschillen tussen de abdicatie van de koningin en het terugtreden van de paus: terwijl er over de troonsafstand al jaren werd gespeculeerd, kwam het terugtreden van de bisschop van Rome als een grote verrassing. Dan hebben we het nog niet eens over het grote verschil in waardering dat beiden oogstten in ons land.
Maar overeenkomsten zijn er ook – misschien nog wel meer dan verschillen. Beiden laten ze het zware ambt dat ze vervullen los op een zelfgekozen tijdstip, en met het oog op het welzijn van degenen die ze dienen.
Het accent op dienen vormde de grondtoon van hun beider toespraken. De koningin bedankte ons dat ze zo lang onze koningin heeft mogen zijn en de paus vroeg vergiffenis vanwege zijn vele tekortkomingen.
Zó het ambt loslaten zegt iets over het roepingsbesef waarmee het werd ingevuld. Omdat het om iets groters gaat dan de persoon zelf, kun je ook terugtreden. Dat besef is onderweg steeds nodig: het gaat niet om mijzelf.
Een tegenstem komt van godsdienstpsycholoog Joke van Saane. Zij beweert dat roepingsbesef vaak samengaat met narcisme. Door een beroep op God is de ‘geroepene’ bezig zichzelf autoriteit te verlenen. Door van zich af te wijzen, wijst hij immers naar zichzelf toe, tot meerdere eer en glorie van zichzelf. Van Saane past dit ook toe op de paus, bijvoorbeeld.
Deze gedachte laat zich niet zomaar aan de kant schuiven. Juist wie van ontdekkende prediking en een eerlijke boodschap houdt, zal zichzelf op dit punt willen onderzoeken. Je kunt zo graag iemand willen zijn in de kerk, dat het uiteindelijk om jezelf gaat.
Misschien blijkt dat wel het sterkst waar mensen hun positie maar niet kunnen loslaten. De ouderling die tóch nog maar weer doorgaat, de scribent in het kerkelijk blaadje die tóch in de redactie blijft, omdat hij met bloedend hart moet vaststellen dat niemand anders het kan doen. Zitten ze vast aan hun roeping of aan hun koninkrijkje?
Een mogelijke lakmoesproef voor echt roepingsbesef is dat je kunt loslaten. Voor Jezus’ discipelen begon hun roeping met loslaten van hun oude werk. De praktijk ervan was ook steeds loslaten: niet je leven willen behouden, maar het verliezen, zelfverloochening dus. Uiteindelijk mochten ze het overgeven aan een nieuwe generatie, op de juiste tijd.
Echt dienend leiderschap is van begin tot eind loslaten. Kunnen loslaten hoort bij een echte roeping.