Bank blijft karig met kredietverlening
BRUSSEL – De Europese Centrale Bank (ECB) heeft onbeperkt liquiditeiten laten stromen naar de banken. Maar die gebruiken dat geld niet om meer kredieten te verstrekken aan bedrijven. Wat daaraan te doen? Draghi lijkt machteloos.
De president van de ECB was maandagmiddag in het Europees Parlement in Brussel. Elke drie maanden heeft hij er een ontmoeting met de leden van de commissie voor economische en monetaire zaken om te praten over zijn beleid.
Een jaar geleden zetten de bestuurders in Frankfurt de geldkraan wagenwijd open. Zij stelden in twee ronden goedkope kasmiddelen beschikbaar; zo veel als maar nodig. Het betrof uiteindelijk een bedrag van ruim 1000 miljard euro. Een crisis die dreigde door gebrek aan vertrouwen tussen de financiële instellingen, werd daarmee afgewend.
Op hun beurt blijven de banken echter terughoudend met het toekennen van kredieten. De stimulerende aanpak van de ECB bereikt daardoor niet de reële economie. Grote ondernemingen weten zichzelf wel te bedruipen. Zij kunnen een beroep doen op de internationale kapitaalmarkt door een obligatielening plaatsen. Het probleem zit vooral bij het midden- en kleinbedrijf, constateerde Draghi in het EP. Dat zorgt voor 75 procent van de werkgelegenheid in de eurozone en is voor zijn financiering aangewezen op de banken.
De topman van de ECB sprak in dit verband van een „beleidsuitdaging” en van „prioriteit nummer één.” „Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de liquiditeiten via de banken in handen komen van het mkb? Daar denken we voortdurend over na. We blijven proberen hiervoor een oplossing te vinden.”
Tegelijk bood hij weinig hoop. We hebben wel de mogelijkheid om alles te doen in de sfeer van de benodigde liquiditeiten, maar we hebben weinig invloed op eventueel noodzakelijke herkapitalisatie van banken en op het wegnemen van risicoaversie bij ze, benadrukte hij. „We kunnen er niet op toezien dat banken alleen bij ons mogen lenen als ze die middelen zelf weer zullen uitlenen.” Bovendien zou de ECB niet op die manier medeverantwoordelijk willen worden voor de kredieten die banken verstrekken.
Draghi houdt het erop dat de bedrijvigheid in de eurozone later dit jaar een „zeer geleidelijk herstel” zal vertonen. Erg overtuigend klonk het niet. Momenteel verkeert de gezamenlijke economie van de zeventien landen in een recessie. In de laatste drie maanden van 2012 trad er voor het derde achtereenvolgende kwartaal krimp op. Indicatoren wijzen erop dat het vertrouwen van consumenten en ondernemers stabiliseert, „maar wel op lage niveaus.”
Een mogelijke belemmerende factor voor een opleving vormt de wisselkoers. De euro is sinds afgelopen zomer meer dan 10 procent in waarde gestegen. Dat maakt de export duurder. Met name Japan probeert via een daling van de yen tegenover de dollar en de euro de concurrentiepositie te versterken. In die zin heerst er mondiaal een valutaoorlog.
Draghi noemde, zoals gebruikelijk voor een president van de ECB, geen gewenste koers voor de euro. Hij heeft naar zijn zeggen recent financiële leiders uit andere werelddelen gevraagd er eveneens het zwijgen toe te doen. „Ik heb alle partijen opgeroepen tot een zeer strenge verbale discipline.”
De Italiaan zei over de wisselkoers van de euro alleen dat die „geen beleidsdoel” is, en stelde verder vast dat die zich bevindt op ongeveer het gemiddelde op de lange termijn. In maart komt de ECB met nieuwe groeiramingen en dan zal ook het effect van de valutaverhoudingen op de economische ontwikkeling worden bekeken.