Advies Onderwijsraad over kleine scholen ingrijpend voor refoscholen
De Onderwijsraad adviseert om de opheffingsnorm voor basisscholen te verhogen naar honderd leerlingen. Dat zou ingrijpende gevolgen hebben voor veel reformatorische scholen, terwijl de gesignaleerde problemen bij hen minder gelden, stelt mr. J. W. Voorwinden.
Ruim 10 procent van de reformatorische basisscholen in Nederland zou de deuren moeten sluiten, als de adviezen van de Onderwijsraad een wettelijke verankering krijgen. In zijn advies ”Grenzen aan kleine scholen” adviseert de Onderwijsraad aan staatssecretaris Dekker (OCW) om de opheffingsnorm met ingang van 2019 te verhogen van 23 naar 100 leerlingen. Voor nog eens 10 procent van de reformatorische basisscholen geldt dat zij dan in de gevarenzone verkeren. Hun leerlingenaantal schommelt tussen de 100 en de 120.
Als gevolg van de bevolkingskrimp zal het aantal kleine scholen (met minder dan 145 leerlingen) toenemen. Een leerling van een kleine school kost meer dan een leerling van een school met een gemiddelde omvang. Daardoor stijgen op macroniveau de gemiddelde kosten per leerling. Zo kost een leerling van een school met 23 leerlingen bijna drie keer zo veel (10.740 euro) als een leerling van een gemiddelde basisschool van 225 leerlingen (3985 euro). Terwijl daar volgens de Onderwijsraad geen hogere onderwijskwaliteit tegenover staat.
Voor een juiste beeldvorming is het echter wel van belang om te weten dat de kosten per leerling fors dalen als een school vijftig leerlingen telt. Een leerling kost dan ongeveer 6500 euro. Op een school met honderd leerlingen is dat ongeveer 5000 euro. Dat nuanceert het beeld flink. Tevens kan de vraag gesteld worden wat de Onderwijsraad als onderwijskwaliteit aanmerkt. Juist leerlingen op kleinere scholen, die vaak met combinatiegroepen werken, ontwikkelen extra sociale vaardigheden, zoals het omgaan met leeftijdsverschillen in de groep.
Goede prestaties
Op zich is het goed dat de Onderwijsraad aandacht vraagt voor de zorgen die er zijn rond de kwaliteit van kleine scholen. Het percentage zwakke en zeer zwakke basisscholen met een leerlingenaantal tussen de 23 en de 100 is duidelijk hoger dan het landelijk gemiddelde. Mijns inziens zijn er echter ook andere middelen te bedenken om de kwaliteit van kleine basisscholen te verhogen dan het ophogen van het minimumaantal leerlingen.
Daarbij zij opgemerkt dat geen enkele reformatorische basisschool de beoordeling zwak of zeer zwak heeft. Ook de kleinere reformatorische basisscholen leveren dus goede prestaties. Weliswaar zijn veel reformatorische basisscholen ”eenpitters” en daarmee kwetsbaar. Vooral om die reden werken veel scholen op bestuurlijk en directieniveau al intensief samen. Daarnaast kunnen zij vaak een beroep doen op een groot aantal vrijwilligers.
Juist de kleinescholentoeslag, waarvan de Onderwijsraad voorstelt om die op termijn af te schaffen, stelt de besturen van kleinere scholen in staat om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Het voorstel van de Onderwijsraad om de toeslag gedeeltelijk om te zetten in een toeslag voor scholen in dunbevolkte gebieden biedt geen soelaas voor de basisscholen die in verstedelijkt gebied gevestigd zijn.
Het voorstel van de Onderwijsraad om via een regionaal aanpassingsplan te verkennen of een scholenfusie mogelijk is, is voor veel reformatorische scholen geen oplossing. Juist vanwege het eigene van de reformatorische richting is een fusie met een niet-reformatorische school geen optie. Omdat de Onderwijsraad als uitgangspunt neemt dat elke basisschool zelfstandig minimaal honderd leerlingen dient te tellen, biedt een bestuurlijke fusie of intensieve samenwerking met een of meer andere reformatorische scholen ook geen soelaas. De huidige uitzonderingsbepalingen, op grond waarvan een groot aantal reformatorische basisscholen momenteel in stand wordt gehouden, komen immers te vervallen.
Geheel verdwijnen
Concreet zou dit betekenen dat de leerlingen nog verder moeten reizen om een school van de reformatorische richting te kunnen bezoeken. En dat terwijl de PvdA voornemens is om een voorstel in te dienen om de vergoeding van het leerlingenvervoer om godsdienstige redenen af te schaffen. In sommige gebieden in Nederland zou zelfs het reformatorisch basisonderwijs geheel kunnen verdwijnen. Daarmee worden reformatorische ouders in deze gebieden onevenredig hard geraakt.
De voorstellen van de Onderwijsraad houden dan ook onvoldoende rekening met de gevolgen voor scholen die behoren tot een zogenaamde kleine richting en staan op gespannen voet met de vrijheid van onderwijs, zoals onder andere neergelegd in onze Grondwet. Voor een groot aantal reformatorische scholen zullen de gevolgen van de voorstellen van de Onderwijsraad, mocht de staatssecretaris en vervolgens het parlement deze overnemen, zeer ingrijpend zijn.
De auteur is senior beleidsmedewerker bij de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS).