Economie

De minister en lonen in de private sector

Opeens was de vraag weer actueel: Mag de politiek zich bemoeien met loonvorming? Kan de politiek besluiten dat werknemers of bestuurders salaris moeten inleveren?

Melanie Blonk
14 February 2013 10:06Gewijzigd op 15 November 2020 01:56
Foto Fotolia
Foto Fotolia

De geleide loonpolitiek van de kabinetten-Drees tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog lijkt weer populair te worden. Eerst liet minister Dijsselbloem (Financiën) weten dat het topsalaris van de nieuwe topman Van Olphen van SNS Reaal (550.000 euro per jaar) heel goed verdedigbaar was. Een paar dagen later verbaasde hij met de oproep dat de beloning van alle medewerkers in de bankensector moet versoberen.

Dit is bijzonder. Een cao is een contract dat vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, zonder de politiek, afsluiten. Toch vindt de minister dat hij hier iets over mag zeggen. Hij wil zelfs druk uitoefenen om ervoor te zorgen dat die versobering er komt.

Kan dat zomaar? Ingrijpen in de private sector? Natuurlijk ligt het bij SNS Reaal iets genuanceerder vanwege de recente nationalisatie. Echter, ook hier is de cao overeengekomen op basis van onderhandelingen tussen directie en vakorganisaties.

In het verleden heeft Nederland faam gemaakt met het poldermodel. Werkgevers, vakorganisaties en overheid gingen om de tafel om een probleem gezamenlijk aan te pakken. In 1982 leidde dat tot het Akkoord van Wassenaar: loonmatiging, gecombineerd met arbeidstijdverkorting en lastenverlichting.

Helaas lijkt dit model tegenwoordig minder effectief. Er wordt soms stevig onderhandeld, akkoorden worden zwaar bevochten. Het is treurig als deze vervolgens door de politieke werkelijkheid worden achterhaald. Het recentste voorbeeld hiervan is het pensioenakkoord, dat in essentie is gesneuveld door de val van het kabinet-Rutte I.

En nu dit: een minister die eenzijdig aangeeft dat wat hem betreft de beloningen in een bepaalde sector (voor zover ze onder een cao vallen) moeten worden aangepakt. Het lijkt een kwalijke ontwikkeling. Niet alleen omdat hiermee de topsalarissen grotendeels buiten schot blijven, maar vooral omdat dit het einde lijkt van het poldermodel.

Op zich is er niets op tegen als partijen gezamenlijk constateren dat er ingegrepen mag worden in een bepaalde sector. Terecht is in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II afgesproken dat de hoogte van maximale variabele beloning binnen de financiële sector wettelijk wordt vastgelegd op 20 procent van de vaste beloning. Uit gegevens van het CBS blijkt dat matiging van de salarissen in de financiële sector geen overbodige luxe is. In 1987 verdiende een Nederlandse bankmedewerker gemiddeld 17 procent meer dan een doorsneewerknemer, in 2011 is dat ruim 81 procent.

Op basis van deze gegevens zouden cao-partijen aan de slag kunnen gaan, maar ook anderen zoals commissarissen en toezichthouders, die van invloed kunnen zijn op salariëring van mensen die niet onder een cao vallen. Het beste is dat er een breed gedragen sociaal akkoord komt tussen werkgeversorganisaties, vak­organisaties en de overheid. Op basis daarvan kan de politiek bepaalde beperkingen bij wet vastleggen. Dan geldt het niet alleen voor werknemers die onder een cao vallen, maar juist ook voor degenen die er buiten vallen. Dus: schoenmaker, blijf bij je leest. Alleen zo bereik je het meest!

De auteur is jurist collectieve belangenbehartiging bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer