Arme kinderen kunnen hun verhaal doen bij de Kinderombudsman
DEN HAAG – Een op de negen kinderen in Nederland groeit op in armoede. Dat zijn ruim 377.000 kinderen. Wat betekent dat voor hen? De kinderombudsman wil dat graag weten. Hij opende gisteren daarvoor een meldpunt.
Drie weken lang kunnen de kinderen hun verhaal doen. Kinderombudsman M. Dullaert wil van hen horen hoe ze met hun situatie omgaan en welke oplossingen ze zien. Ouders en deskundigen kunnen aangeven of ze het armoedebeleid effectief vinden. Het moet uitlopen op aanbevelingen aan de overheid.
De constatering dat een gezin arm is, heeft plaats binnen de Nederlandse situatie. Het gaat niet om een vergelijking met de derde wereld, maar met andere kinderen in Nederland.
Daarnaar is al vaker onderzoek gedaan. Eind 2000 presenteerde drs. Tamara van der Hoek, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, haar studie ”Kinderen in armoede: opgroeien in de marge van Nederland”. Ze interviewde daarvoor 54 gezinnen die van het sociaal minimum moesten rondkomen.
Enkele jaren later deed ze opnieuw onderzoek. Dat leidde in 2005 tot het rapport ”Through Children’s Eyes”, uitgebracht bij het internationale onderzoeksbureau van Unicef, de organisatie van de Verenigde Naties die opkomt voor de belangen van kinderen. In een kwart van de arme gezinnen kwam niet dagelijks een warme maaltijd op tafel. Elke dag verse groente en fruit was voor een derde van de ouders onbetaalbaar.
„Goed om te merken dat het onderwerp opnieuw in de belangstelling staat”, reageert Van der Hoek, die zich sinds 2005 niet meer met het thema heeft beziggehouden, desgevraagd op het initiatief van de kinderombudsman.
De afgelopen jaren zijn er meerdere onderzoeken gedaan naar gezinnen die onder de lage-inkomensgrens leven. „Thuis is er geen geld voor nieuwe kleren, voor internet, voor iedere dag een warme maaltijd of een weekje vakantie”, vat het Nationaal Jeugdinstituut (NJI) hun situatie samen. De kinderen uit deze gezinnen zijn veel minder vaak lid van een vereniging, gaan om financiële redenen minder vaak op vakantie en maken minder uitstapjes dan hun leeftijdsgenoten.
Arme kinderen doen het gemiddeld minder goed op school, vertonen vaker probleemgedrag en zijn vaker sociaal uitgesloten. Hierdoor maken kinderen in arme gezinnen een slechtere start en worden hun kansen voor de lange termijn bedreigd. Ze lopen een groter risico om ook als volwassene arm en sociaal uitgesloten te zijn.
Veerkracht
Hoe langer een gezin in armoede leeft, hoe meer bij een aantal arme kinderen de gevoelens van angst en afhankelijkheid toenemen. Jonge kinderen uit eenoudergezinnen en gezinnen van niet-westerse herkomst hebben de meeste kans op nadelige gevolgen van armoede.
Niet alle arme kinderen ontwikkelen zich minder voorspoedig, beklemtoont het jeugdinstituut. Sommige kinderen hebben veel veerkracht.
Bij een aantal arme kinderen wordt de ontwikkeling echter al op jonge leeftijd verstoord. Zo blijkt uit onderzoek dat er vaker sprake is van „onveilige hechting” –een minder goede band met ouders of verzorgers– en dat kinderen uit deze gezinnen zich relatief vaak ongelukkig voelen. Bestrijding van armoede betekent dus inzet voor het welzijn van de jongste generatie.
Opmerkelijk is dat veel mensen zich uit hun situatie weten op te werken: van de kinderen die in 1985 arm waren, bleek 93 procent in 2008 niet arm te zijn. Het risico op armoede en sociale uitsluiting is wel veel groter dan voor hun welvarender leeftijdsgenoten. Daarom is het van belang dat ook arme kinderen de kans krijgen een goede opleiding te volgen.