Ploumen bezorgd over politisering noodhulp
DEN HAAG (ANP) – Het kabinet maakt zich zorgen over de organisaties die noodhulp geven in landen als Syrië en Mali maar door de partijen daar steeds vaker als partijdig worden gezien. Dat belemmert de hulp en brengt de hulpverleners in gevaar.
„Het is gruwelijk dat hulp aan de noodlijdende Syrische bevolking nog steeds wordt belet”, aldus minister Lilianne Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maandag. „Iedereen in een crisissituatie heeft recht op humanitaire hulp.” Ploumen sprak over de politisering van de noodhulp en de organisaties met VN-noodhulpcoördinator Valerie Amos. Het is een onderwerp dat volgens de minister beter benadrukt moet worden, onder meer bij de Verenigde Naties.
In Syrië hebben hulporganisaties zeer beperkt toegang tot de miljoenen hulpbehoevenden. Ook in Mali, waar 4,3 miljoen mensen dringend hulp en bescherming nodig hebben, speelt het probleem van politisering van de hulp. VN-noodhulpcoördinator Amos wil, met het oog op behoud van neutraliteit, dat de VN-noodhulp geen deel gaat uitmaken van een geïntegreerde missie in het Afrikaanse land.
Humanitaire hulp moet losstaan van iedere politieke agenda, zei ze maandagmiddag in Den Haag. Je politieke agenda meebrengen helpt niet alleen niet, het brengt juist nog meer gevaren met zich mee. Hulp moet neutraal zijn, hulpverleners moeten kunnen praten met wie ze willen.
Ploumen maakte maandag bekend dat er de komende 3 jaar telkens 5 miljoen euro gaat naar OCHA, het kantoor voor de coördinatie van humanitaire zaken van de Verenigde Naties. „Coördinatie is essentiëel, maar de toegevoegde waarde wordt niet altijd erkend”, aldus Amos.Er kunnen wel honderd organisaties komen met honderd goede plannen, maar als ze allemaal op eigen houtje te werk gaan, is dat niet optimaal.
Ook de hulporganisaties moeten ‘waar voor je geld’ bieden, aldus Amos, want de donorlanden moeten wel op de steun van hun bevolking kunnen blijven rekenen.