Werkgever niet strafbaar voor vals paspoort
Mag de overheid van een burger verwachten dat hij zijn medeburgers voor van alles en nog wat controleert? Een interessante vraag, die ook in maatschappelijke discussies over veiligheid een belangrijke rol speelt. Een concretere vraag op dat terrein is: Hoe ver mag een belastinginspecteur gaan? Daarover ging een rechtszaak die onlangs in het gerechtshof in Amsterdam werd gevoerd.
Sinds 2000 had meneer Baas (de naam is gefingeerd) een bedrijfje waarbij hij personeel uitleende aan derden. Het bedrijf was gespecialiseerd in agrarische werkzaamheden en het uitvoeren van schoonmaak- en sloopwerkzaamheden. Meneer Baas voerde zijn bedrijf in de vorm van een besloten vennootschap waarvan hij zelf alle aandelen bezat. Baas nam personen van allerlei slag aan. Al deze personeelsleden werden uitgezonden naar (boeren)bedrijven om diverse agrarische en schoonmaakklussen uit te voeren.
In 2000 had meneer Baas twaalf werknemers in dienst, onder wie drie Grieken. Hij nam de mensen pas aan nadat hij netjes een kopie van hun paspoort had opgevraagd. De kopie bewaarde hij zorgvuldig in zijn loonadministratie en hij droeg de loonbelasting af. Op een dag kwam de inspecteur langs voor een boekenonderzoek. Met name de aangiften loonheffing werden gecontroleerd, alsmede de bijbehorende stukken. De inspecteur concludeerde dat het bedrijf voor vier werknemers had verzuimd de identiteit vast te stellen, zoals wettelijk is vereist. De heer Baas was hoogst verbaasd: hij had toch kopieën van de paspoorten van al zijn werknemers gemaakt?
De inspecteur was echter onverbiddelijk, want uit de kopieën bleek dat vier paspoorten vals waren: drie Griekse en een Nederlands. „En omdat u verzuimd heeft de identiteit afdoende vast te stellen, heb ik het recht een naheffingsaanslag op te leggen, die gebaseerd is op het anoniementarief van 60 procent.”
Eventueel kon meneer Baas de extra loonbelasting proberen te verhalen op de betreffende personen, maar de vogels waren natuurlijk allang gevlogen. Dat werd dus een flinke kostenpost. Zodoende vonden meneer Baas en de inspecteur elkaar voor de rechter. De inspecteur verdedigde zijn stelling. „Kijkt u eens, meneer de rechter, in de Griekse paspoorten staat: Dit paspoort bevat (32) genummerde bladzijden en in het Nederlandse paspoort staan in de onderregels ’gesloten’ cijfers, terwijl in een echt paspoort de cijfers ’open’ zijn.”
Hieruit blijkt toch wel afdoende dat de paspoorten vals zijn. En de heer Baas had dit ook moeten zien. Hij werkt nu eenmaal in een gevoelige branche en heeft veel buitenlandse werknemers. En dus kon hij verwachten dat met paspoorten zou worden gefraudeerd. Het is immers algemeen bekend dat in zijn sector vaak gebruik wordt gemaakt van valse paspoorten. En bovendien is het ook nog eens algemeen bekend hoe de vervalsingen er uitzien. Meneer Baas had zich op zijn minst op de hoogte kunnen laten stellen van de vereisten en had de paspoorten verder moeten onderzoeken.”
Meneer Baas vond dit maar onzin. Hij ging ervan uit dat de paspoorten juist waren. Zij zagen er immers normaal uit. Bovendien: de Belastingdienst had sofi-nummers aan de werknemers toegekend, onder meer op basis van de vervalste paspoorten. Blijkbaar waren de drukfouten ook de Belastingdienst niet opgevallen.
Toen was het woord aan de rechter. Volgens hem staat het vast dat de paspoorten vals zijn. Er is echter geen reden om op voorhand aan de goede trouw van meneer Baas te twijfelen. De inspecteur heeft niet aannemelijk kunnen maken dat meneer Baas redelijkerwijs had kunnen weten dat de paspoorten vals warren. En dit is een wettelijke vereiste, wil het anoniementarief kunnen worden toegepast. Verder kan ook niet gezegd worden dat Baas de paspoorten beter had moeten onderzoeken. De fouten sprongen immers niet in het oog en de overheid heeft bovendien nooit aan de Belastingdienst meegedeeld wat deze fouten precies zijn. Je kunt van een ondernemer niet verwachten dat hij daarmee bekend is. En daarnaast: Ook de Belastingdienst had deze controle in eerste instantie blijkbaar niet uitgevoerd. Zodoende is er geen plaats voor toepassing van het anoniementarief en kreeg meneer Baas gelijk. De naheffingsaanslag kwam te vervallen.
Een en ander lijkt me een logische beslissing van het gerechtshof. Een ondernemer is geen douanebeambte of politieagent. Hoewel hij natuurlijk niet zomaar alle documenten als paspoort mag aanmerken, mag een inspecteur niet verwachten dat elk paspoort aan een grondige controle wordt onderworpen. Een fout paspoort is in eerste instantie een strafbaar feit van de persoon die het overhandigt en niet een strafbaar feit van de ondernemer. Pas als het zeer opvallende vervalsingen zijn, ligt dit natuurlijk anders. Als dat hier gold, waren die de Belastingdienst zelf misschien ook wel opgevallen…