De Heere Jezus weet de strik en de band van de vleselijke begeerlijkheid in Zijn uitverkorene te verbreken en doet die teniet. Hij verlicht door Zijn Geest hun hart, zodat ze kunnen zien wat voor dodelijke verraders de vleselijke begeerlijkheden zijn. Hij laat zien dat ze de mens omhelzen en strelen, maar daarna ellendig wurgen. Ze voeren krijg tegen de ziel om die eeuwig te verderven.Zo doet de Zoon van God deze strik in Zijn uitverkorene teniet en wel zo vele malen als zij door de listigheid van de duivel daarin verstrikt zijn geraakt. Ook de begeerlijkheid van de ogen is mede een geweldige strik van de duivel, waardoor hij veel natuurlijke mensen betovert. Daardoor menen zij dat hun rijkdommen hen zullen dragen door vuur en door water. Als ze maar geld genoeg hebben, dan hoeven ze geen moeilijkheden te vrezen. Met deze band was de rijke man uit de gelijkenis gebonden. En met deze strik poogt de duivel ook de zaligheid van de uitverkorenen te verhinderen.

De Heere Jezus toont Zijn kinderen echter hoe ijdel en vals de strikken van de duivel zijn. Hij laat hun zien dat goed geen nut doet in de dagen van de verbolgenheid. Hij laat hun zien dat grote rijkdom zonder een mate van geestelijke genade, het rechte middel is tot geestelijke armoede en eeuwige ellende.

Joos van Laren, predikant te Vlissingen (Tractaat over de woorden van Johannes 3:8, 1669)