Wibrandis Rosenblatt, echtgenote van drie reformatoren
Wibrandis Rosenblatt (1504-1564) zal ook in de 16e eeuw een hoge uitzondering zijn geweest: ze trouwde vier keer en werd even zo vaak weduwe.
In de 16e eeuw was het met de sociale zekerheid van vrouwen van wie de man was overleden niet zo best gesteld. Wie stelde zich garant in zo’n situatie? Welke familie was rijk genoeg om er zomaar een gezinnetje bij te onderhouden? Niemand zou het een weduwe kwalijk nemen als ze een nieuw huwelijk sloot. Maar wat als de tweede echtgenoot ook stierf? En daarna de derde en ook de vierde?
Wibrandis Rosenblatt heeft dit alles moeten meemaken. En daarbij is één ding wel bijzonder: drie van de mannen met wie ze getrouwd is geweest rekenen we tot de reformatoren van Europa.
Wibrandis deed haar naam geen eer aan: al heette ze Rosenblatt, haar huwelijksleven ging bepaald niet over rozen. Ze moet wel een groot geloof in de toekomst hebben gehad om –te midden van alle ellenden– vol te houden dat ook zij een wezenlijke taak had gekregen in het grote werk van God.
Wibrandis werd geboren in Säckingen in Zuid-Duitsland, op de grens met Zwitserland. Haar vader Hans was daar burgemeester en tevens officier van een regiment landsknechten in dienst van de keizer. Daardoor was hij vaak van huis.
Erasmus
Van Wibrandis’ jeugd is weinig bekend, alleen dat ze later met haar moeder in Basel woonde. Toen ze 20 was, trouwde ze met de magister Ludwig Keller, die als klassiek gevormd man ook wel Cellarius werd genoemd. Hij zal zich ongetwijfeld bewogen hebben in de kring van Erasmus, de grote humanist uit de Nederlanden die vaak in Basel vertoefde. Maar Ludwig Keller stierf al na twee jaar; samen hadden ze één dochtertje, dat ook Wibrandis heette. Toch hield Wibrandis hoop voor de toekomst, want ze kende haar God, Hij regeerde.
De jonge weduwe was in de jaren rond 1525 al goed bekend geraakt met de grote vernieuwing die de kerk met de Reformatie doormaakte. Maarten Luther had het startsignaal in 1517 gegeven. Dat was begrepen door velen die ook hoopten op fundamenteel herstel van de Rooms-Katholieke Kerk. Huldrych Zwingli was er na 1519 min of meer zelfstandig in Zürich mee begonnen. In Straatsburg gebeurde in de jaren twintig van de zestiende eeuw het een en ander rond mannen als Martin Bucer en Wolfgang Capito.
Maar ook in Wibrandis’ woonplaats Basel werd steeds duidelijker welke kant het op ging: de priester en theologiehoogleraar Johannes Oecolampadius had –samen met anderen– in 1528 van het stadsbestuur ruimte gevraagd en gekregen om de kerk ter plaatse te reformeren.
Het waren spannende tijden in Europa. De tegenstand tegen de Reformatie was groot en de machthebbers van Rome bedienden zich van alle mogelijke middelen om de aloude kerk in stand te houden – hoe verzwakt en verziekt ze ook was.
Celibaat
Nadat het overlijden van Ludwig Keller in de zomer van 1526 bleef Wibrandis twee jaar bij haar moeder wonen. Intussen was overal in Europa de discussie losgebarsten over de vraag of voormalige priesters en andere geestelijken in het huwelijk mochten treden. In de Rooms-Katholieke Kerk hadden zij de gelofte van het celibaat moeten afleggen. Maar door vernieuwende inzichten stapte de ene na de andere reformator toch in het huwelijksbootje. Luther –die zelf in 1525 trouwde– schreef dat kuisheid het beste bewaard kon blijven in een huwelijk.
In 1528 werd bekend dat de Baselse hervormer Johannes Oecolampadius ook wilde trouwen. Hij had zijn gemoedsbezwaren aan de kant gezet en zijn keus gemaakt voor Wibrandis Rosenblatt. In maart 1528 trouwden ze: Wibrandis was 24 jaar, Johannes 46. Met dit huwelijk werd meteen duidelijk dat zij samen voorstanders waren van de Reformatie.
In december van datzelfde jaar kregen de gereformeerden in Basel godsdienstvrijheid. Een dag later werd de eersteling van Oecolampadius geboren (Wibrandis’ tweede kind), een zoon die ze Eusebius noemden. Waarschijnlijk hebben ze daarbij gedacht aan de man die bekendstaat als de eerste kerkgeschiedschrijver, bisschop Eusebius (263-339) van Caesarea. Later werden er nog twee kinderen geboren, onder wie een meisje met de naam Irene dat al op jonge leeftijd overleed.
Vluchtelingen
In de sfeer van de dagelijkse dingen bestuurde Wibrandis de huishouding. Maar dat hield meer in dan de zorg voor man en kinderen. Er kwamen er in huize Oecolampadius regelmatig gasten, studenten en familieleden van ver. Ze kregen allemaal hun verzorging. Een aparte categorie was die van de geloofsvluchtelingen – Wibrandis verstond ook ten opzichte van deze mensen haar taak.
Daarnaast was zij –in overleg met haar man– actief in het verwerven van wijngaarden en een weiland voor hun veestapel. In dat opzicht leek Wibrandis wel op Katharina von Bora, de vrouw van Luther die zich ook met economische aangelegenheden bezighield.
Helaas overleed Johannes Oecolampadius op 23 november 1531, 49 jaar oud. Hij had een bloedvergiftiging opgelopen als gevolg van een ontsteking. Zijn dood was een nieuwe, harde slag voor de Reformatie in Zwitserland, want op 11 oktober van hetzelfde jaar was Zwingli in de slag bij Kappel gesneuveld. En kort tevoren was in Straatsburg de vrouw van prediker Wolfgang Capito gestorven.
Wibrandis was voor de tweede keer weduwe; haar vier kinderen waren nog jong. De kring van vrienden in Basel en Straatsburg wilde nu graag dat Capito en Wibrandis met elkaar zouden trouwen. Vooral Martin Bucer drong daar sterk op aan. En al was Capito 26 jaar ouder dan Wibrandis, beiden hadden een partner nodig. Capito was vaak ziek, overspannen en soms ook depressief.
Wolfgang Capito en Wibrandis Rosenblatt trouwden in 1532 en Wibrandis verhuisde naar Straatsburg, samen met haar moeder. In deze Franse stad kreeg zij de taak om ook voor de moederloze kinderen van Capito te zorgen. En dat met krappe financiële middelen, want Capito, die van huis uit tamelijk welgesteld was, had door goedgeefsheid en naïveteit veel geld verloren.
De krappe beurs werd nog meer aangesproken toen er ook uit dit huwelijk kinderen werden geboren: vijf in totaal. Daarmee kwam het aantal te verzorgen kinderen uit boven de tien. Wibrandis, die hulp kreeg van haar moeder, vervulde haar taak „met God en met ere.”
Rampjaar
In het jaar 1541 woedde er weer een pestepidemie in het gebied van de Boven-Rijn. In Straatsburg vielen veel slachtoffers. Onder hen was Wolfgang Capito – Wibrandis werd voor de derde keer weduwe. Bovendien verloor ze drie kinderen aan de pest.
In de kring van de reformatoren vielen allerlei bekenden weg: Elisabeth Silbereisen, de vrouw van Martin Bucer, die ook enkele kinderen ten grave moest dragen. In Konstanz overleed de ijverige Margaretha Blarer, zus van de hervormer Andreas Blarer. Daarmee was 1541 een rampjaar geworden voor de reformatorische kerken.
Kort voor haar overlijden sprak Bucers vrouw, Elisabeth Silbereisen, moeder van elf kinderen, de wens uit dat haar man een nieuw huwelijk zou aangaan met Wibrandis, de weduwe van Capito. Hiervoor was veel begrip, zeker uit zorg voor het talrijke kroost. Daar kwam bij dat Bucer absoluut niet kon tegen de eenzaamheid die dreigde. Spoedig daarna (in 1542) traden Martin Bucer en Wibrandis Rosenblatt in het huwelijk. Het leeftijdsverschil van dertien jaar telde gelukkig niet. In hun huwelijk werden nog twee kinderen geboren. De verzorgende taak was de zachtmoedige Wibrandis niet te veel.
Het huwelijksgeluk kreeg echter een voorlopig einde door de machtspolitiek van keizer Karel V. Hij wist in 1548 de Duitse protestanten op de knieën te krijgen en legde hun het zogeheten Augsburgse Interim op. Daarin bepaalde hij dat de protestanten na het houden van een algemeen concilie terug zouden keren naar de pauselijke kerk, dat tot die tijd priesterhuwelijken erkend bleven en het avondmaal onder twee gestalten (brood en wijn) mocht worden gevierd. Martin Bucer wilde daar echter niet aan meewerken en wist te ontkomen door begin 1549 naar Engeland te vertrekken. Dat gebeurde op uitnodiging van Thomas Cranmer, de aartsbisschop van Canterbury en tevens hervormer van de kerk in Engeland. Bucer werd er hoogleraar.
”De Regno Christi”
Zo leefde hij een tijdlang gescheiden van zijn gezin. Maar in het najaar van 1549 reisde ook Wibrandis met de jongste kinderen en met haar oude moeder naar Engeland. Daar deed ze haar uiterste best om haar vaak zieke man –die het al te zware eten van de Engelsen niet goed kon verwerken– weer op de been te krijgen. Dat lukte maar ten dele, al was Bucer in 1550 nog wel in staat om een belangrijk boek te schrijven. Dat kreeg als titel mee ”De Regno Christi”, over de regering van Christus. Hij droeg dit grote werk op aan de jonge Engelse koning Eduard VI, die onder voogdij stond van Thomas Cranmer.
Het boek bevatte een compleet hervormingsprogramma voor Engeland, zowel met betrekking tot de kerk als tot de staat. Centraal stond bij Bucer het Koninkrijk van God en daarmee de eer van God en het heil van de mens. Helaas heeft Bucer de uitwerking van zijn ideeën niet meer kunnen meemaken. Hij werd opnieuw erg ziek en overleed op 28 februari 1551.
Wibrandis, voor de vierde keer weduwe, keerde terug naar Straatsburg en verhuisde in 1553 weer naar Basel. Daar stierf ze op 1 november 1564 aan de pest.
Het levensverhaal van Wibrandis Rosenblatt laat zien hoe zij als sterke vrouw –mentaal en lichamelijk– dienstbaar is geweest aan haar vier gezinnen, aan haar talrijke kinderschare en aan haar mannen, die bijna allemaal een bijzondere plaats hebben ingenomen in de beginjaren van de Europese Reformatie.