Buitenland

Toekomst van Mali nog vol onzekerheid

Een kameel rijker keerde de Franse president François Hollande afgelopen weekeinde vanuit Mali terug naar Frankrijk. De Malinezen deden hem het dier cadeau als blijk van waardering voor de Franse interventie in het land. Maar kan Frankrijk de hoge verwachtingen ook waarmaken?

Mark Wallet
6 February 2013 19:25Gewijzigd op 15 November 2020 01:48
Malinezen zwaaien naar een konvooi van Franse troepen bij het ver­laten van de luchthaven van de Malinese hoofdstad Bamako. De Franse troepen trekken in rap tempo op naar het noorden van het Afrikaanse land. Foto EPA
Malinezen zwaaien naar een konvooi van Franse troepen bij het ver­laten van de luchthaven van de Malinese hoofdstad Bamako. De Franse troepen trekken in rap tempo op naar het noorden van het Afrikaanse land. Foto EPA

Bevrijders, dat zijn de Fransen voor veel Malinezen. De Franse troepen rukken in rap tempo op naar het noorden en verjagen de islamistische militanten stad na stad. In top dus, die Franse vlag. De verkopers van de tricolore in Mali schijnen goede zaken te doen.

In de straten van Timboektoe klinkt weer muziek, een vermaak dat door de islamisten verboden was. Vrouwen hangen hun nikab in de kast en trekken iets fleurigs aan. „Het is heerlijk, we zijn zo blij. Ik wil Allah ervoor danken”, zei een inwoonster tegenover de BBC.

Intussen is echter duidelijk dat de situatie in Mali nog lang niet onder controle is. De vrees is dat islamistische opstandelingen de steden zijn ontvlucht om zich terug te trekken in het woestijngebied van Noord-Mali. Dat zou kunnen leiden tot een ”oorlog van schaduwen”: een aaneenschakeling van bomaanslagen, moorden en snelle acties om het Malinese bewind op de proef te stellen.

De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Laurent Fabius, kondigde gisteren aan dat ‘zijn’ troepen nu de kampementen van de opstandelingen in de woestijn willen gaan aanpakken. Het behoeft echter geen betoog dat de islamisten bij een strijd in de woestijn een geduchte tegenstander zijn. Zij kennen het onherbergzame gebied op hun duimpje.

Of het leger van Mali veel kan betekenen, wordt betwijfeld. „Dat bestaat feitelijk niet eens”, zegt de Franse Afrikadeskundige Marc-Antoine Pérouse de Montclos in zijn werkkamer aan de universiteit Parijs Descartes, midden in de Franse hoofdstad. „De Malinese militairen zijn getraind en bewapend door Frankrijk, maar zonder die hulp zijn ze nergens.”

Toeareg

Een mogelijke guerrillaoorlog is nog maar een van de problemen die in het verschiet liggen. Zo is het huidige regime van Mali niet verkozen, maar het resultaat van een coup. „Er moet nog een hele staat worden opgebouwd”, stelt Pérouse de Montclos. In april vorig jaar verdreef het leger de zittende president Amadou Touymani Touré (”ATT” in de volksmond), en stelde president Dioncounda Traore aan in zijn plaats. Van enige vorm van verkiezingen was geen sprake.

Nauw verbonden met het probleem van staatsopbouw is de positie van de Toeareg. Een deel van het noordelijke nomadenvolk streeft naar een onafhankelijke staat, die ze vorig jaar dan ook uitriepen. Mali telt ruim twintig volken en de meeste daarvan onder­houden een moeizame relatie met de Toeareg. „Veel Malinezen willen korte metten maken met het Toearegprobleem”, stelt Pérouse de Montclos. „Dat zou zomaar op een etnische strijd kunnen uitlopen.”

Directeur prof. Ton Dietz van het Afrika-Studiecentrum in Leiden onderschrijft het probleem, maar gelooft niet dat het zover zal komen. „Het idee van een etnische uitroeiing vind ik onzinnig”, stelt hij. „Dat gaat niet gebeuren. Daarvoor zijn er simpelweg te veel Toeareg.”

Bovendien is het onmogelijk om zonder meer te spreken van ‘de’ Toeareg, maakt de onderzoeker duidelijk. „De Toearegsamenleving is zeer gelaagd en gesegmenteerd. Een deel koestert bijvoorbeeld helemaal geen ambities voor een eigen staat. Een ander deel, zoals de voormalige slaven, staat weer hoog in aanzien bij veel Malinezen.”

Dietz stelt dat het van belang zal zijn de Toeareg meer te erkennen als eigen groep, met geheel eigen gebruiken. „Er leven legitieme wensen onder de Toeareg die aandacht verdienen”, zegt hij in zijn werkkamer in Leiden.

Volgens hem is het van belang dat er zo snel mogelijk een VN-mandaat komt om Mali op te bouwen. „Daarbij zal ook het wapenprobleem nadrukkelijk aandacht moeten krijgen. Zolang er in de Sahelwoestijn talloze wapens circuleren, zal onrust op de loer blijven liggen. Het zal echter nog zeer moeilijk worden om al die wapens die sinds de val van het Gaddafiregime in de regio aan­wezig zijn, op te sporen.”

Syrië

De Franse vlag mag in Mali nu in top hangen, het is niet ondenkbaar dat het gejubel op den duur plaats zal maken voor scepsis, zeker als een verbetering in de levens­omstandigheden voor burgers uitblijft. Dan komen de vragen: wat willen die Fransen hier eigenlijk? Zijn er geen neo­koloniale belangen in het spel?

Wat de Fransen ’eigenlijk’ willen? „Hun burgers in Mali beschermen en de strijd met islamistische groepen aanbinden”, zegt de Franse onderzoeker Pérouse de Montclos. „Nee, niets geen olie- of gasbelangen”, haast hij zich te zeggen. „Dat is klinkklare onzin. Die grondstoffen zijn nog nooit gevonden in Noord-Mali en de Fransen hebben heus geen geheime informatie over bodemschatten.”

„Het verhaal gaat”, zegt de onder­zoeker, „dat er ook een stevige lobby vanuit de Franse defensie achter deze oorlog zit. Er dreigen stevige bezuinigingen, en het Franse leger kan zo duidelijk maken dat er niet gekort kan worden op het budget voor grond­materieel.”

De vraag waarom Frankrijk nu wel in Mali intervenieert en niet in Syrië, begrijpt hij niet. Pérouse de Montclos veert op. „Dat vind ik zo’n onzinnige vergelijking. De omstandigheden in die landen zijn totaal anders. In Syrië zou de situatie alleen maar verslechteren als westerse troepen er gingen interveniëren.”

Een belangrijk verschil tussen Mali en Syrië lijkt dat de Malinese regering Frankrijk officieel heeft verzocht te interveniëren, terwijl van het wettige gezag in Syrië zoiets bepaald niet te verwachten is. Voor Pérouse de Montclos gaat die redenering echter niet op. „Wie is die Malinese regering? Ze is niet verkozen, dus heeft volkenrechtelijk geen legitimiteit.” Het neemt niet weg dat hij de interventie een logische stap vindt. „Het probleem van oprukkend islamisme speelt al lang in het noorden van Mali. Het was wachten op een moment dat er ingegrepen werd.”

Die mening deelt Dietz, die daarom ook zegt „helemaal niet” verbaasd te zijn geweest over de Franse interventie. De Leidse onderzoeker vermoedt echter dat er wel degelijk volkenrechtelijke verschillen zijn tussen een interventie in Mali of één in Syrië. „De regering van Mali wordt door veel landen als wettig gezag erkend. Daar gaat het om. In het geval van Syrië is ook de Veiligheidsraad intern verdeeld, rond Mali bestaat er veel meer consensus.”

”Kill and go”

De Franse troepen in Mali krijgen steeds meer steun vanuit naburige landen. Zo trokken gisteren nog eenheden vanuit Tsjaad naar het noorden van Mali. Regiolanden als Benin, Ghana, Niger, Nigeria, Senegal en Togo hebben eveneens steun toegezegd.

Pérouse de Montclos houdt zijn hart echter vast bij het optreden van Afrikaanse troepen in het gebied. „De militairen uit Nigeria staan in eigen land bekend onder de bijnaam ”kill and go.” Die manier van optreden belooft weinig goeds. Mensenrechten­organisaties wijzen er daarbij op dat Malinese militairen ook nu al zomaar mensen neerschieten.” Daarnaast vreest Pérouse de Montclos dat interventietroepen evenzeer verstrengeld zullen raken in allerhande smokkelactiviteiten.

„Die smokkel is een structureel probleem in de Sahelregio”, zegt ook Dietz. „De islamistische groepen zijn enorm gecriminaliseerd. Daarbij gaat het niet alleen om drugshandel, maar ook om mensensmokkel, sigaretten­smokkel, noem maar op. Daardoor hebben deze groepen ook een enorme financiële spankracht. De legitimering voor hun activiteiten zoeken ze vervolgens in het islamisme, maar de ideologie kan velen feitelijk niets schelen.”

Dietz zegt zich te kunnen voorstellen dat het voor laagbetaalde interventietroepen uit buurlanden heel verleidelijk is op die manier wat bij te verdienen. „Toch denk ik dat een goede regie onder bijvoorbeeld een VN-mandaat dat grotendeels in toom moet kunnen houden.”

Voor een tweede Afghanistan in Afrika is Dietz niet zo bang. Hoopgevend aan de Malinese situatie vindt hij dat „het grootste deel van de bevolking van Mali geen enkele zin heeft in extremisering.” En zoals altijd ligt de oplossing uit­eindelijk in het land zelf.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer