In deze katholieke instellingen die werden gerund door nonnen, verbleven en werkten in de jaren 1922 tot 1996 ongeveer 10.000 meisjes en vrouwen. Het zware werk dat zij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat moesten verrichten, kwam neer op regelrechte uitbuiting. Opdrachtgevers waren onder andere de overheid, het leger en bedrijven.

Een onderzoekscommissie is tot de conclusie gekomen dat een kwart van de meisjes en vrouwen in de werkhuizen terechtkwam op aanwijzing van de staat. Vaak ging het om ongehuwde moeders of hun dochters of meisjes die op school slecht presteerden.

De meisjes en vrouwen gingen volgens de commissie onterecht gebukt onder het sociale stigma van ‘gevallen vrouwen’. De commissie heeft geen aanwijzingen gevonden voor seksueel misbruik. Het rapport opent mogelijk de weg naar schadevergoedingen.