Brieven van Bas Tjalsma
Titel:
”Een brief naar Indië”
Auteur: Eric Abbas
Uitgeverij: Conserve, Schoorl, 2003
ISBN 90 5429 169 9
Pagina’s: 216
Prijs: € 14,-. Bas heette hij, Bas Tjalsma. Hollandser kan het niet. Maar hij werd geboren in Nederlands-Indië, in september 1939. Zijn vader was leraar Engels in Madioen op het eiland Java. Bas was de jongste spruit in het Nederlandse leraarsgezin. Er was nog een zus Lisa en de broertjes Taco en Jacob-Jan. Met ”Een brief naar Indië” presenteert Bas onder de naam Eric Abbas zijn jeugdherinneringen in romanvorm.
De Tjalsma’s maakten de Japanse bezetting mee in Indië. Vader Wim Tjalsma kwam als dwangarbeider aan de Birma-spoorlijn in Thailand terecht. Eenzelfde situatie derhalve als waarin het gezin van ds. C. Mak verkeerde, de vader van Geert Mak van ”De eeuw van mijn vader”. Mevrouw Mak overleefde het Japanse kamp; mevrouw Tjalsma niet. Geert Mak werd na de oorlog in Nederland geboren, Bas Tjalsma stond als kleuter aan het sterfbed van zijn moeder in een hospitaal op Sumatra, kort voordat de atoombommen vielen op Nagasaki en Hiroshima. Wim Tjalsma repatrieerde na de Japanse capitulatie met het ms Willem Ruys en trok bij zijn bejaarde moeder in.
In Nederland weer bekomen van zijn oorlogservaringen gebeurden er twee dingen in het leven van Wim Tjalsma: hij kreeg opnieuw een benoeming als leraar Engels in Nederlands-Indië, ditmaal aan de hbs in Buitenzorg. En hij had een vriendin gevonden en maakte trouwplannen. Begin 1949 vertrok hij weer naar Indië. Eenmaal daar trouwde hij met de handschoen en deed zijn vrouw ’uitkomen’, zoals dat in die tijd werd genoemd.
Nog enige hoop
Altijd weer verrast het als we ontdekken hoe wij Nederlanders na de capitulatie van Japan de vooroorlogse draad in Indië weer dachten op te pakken. „De tweede politionele actie was zojuist beëindigd. De afloop liet nog enige hoop op een Indonesische onafhankelijkheid op Nederlandse voorwaarden”, staat in het voorwoord van ”Een brief naar Indië”. Dus: doorgaan met ons Indië-beleid, net of er niets gebeurd was.
Al schrijvend herinner ik mij hoe ook een eigen zwager in het voorjaar van 1949 naar Indië vertrok. Hij was in dienst van de Gereformeerde Zendings Bond. Zijn vrouw volgde later en trok aan boord van het ms Johan van Oldenbarneveldt op met een predikantsvrouw, die ook haar man volgde. Nog anderhalf jaar hebben deze GZB’ers in Rante Pao, Midden-Celebes, kunnen werken. Toen noopte de revolutionaire chaos hen tot repatriëren.
Wim Tjalsma hield het tot 1955 uit. Zijn kinderen verbleven gedurende die jaren in pleeggezinnen. Bas, de jongste, was negen toen zijn vader vertrok, en vijftien toen hij terugkwam. In drie verschillende pleeggezinnen verbleef hij die jaren, steeds in de buurt van Hilversum en Bussum. Het Gooi, met zijn zandverstuivingen, heidevelden en vliegdennen, kreeg de liefde van zijn hart. Op school ging het maar net. En zijn vader, ver weg in Indië, maakte het hem via brieven niet makkelijk. Om de twee weken moest Bas een brief schrijven, al kostte het hem zijn vrije woensdagmiddag. De brief naar Indië beheerste zijn hele jongensleven.
De schrijver vond de brieven jaren later terug, praatte ze aan elkaar en kon op die manier zijn boek toch als roman afficheren. Een roman waarin de lezer een doorkijk krijgt in het Holland van het begin van de vijftiger jaren. Opnieuw dringt zich de overeenkomst met het boek van Geert Mak op.
Autobiografisch
Ook het onderhavige boek bevat autobiografische elementen, hoewel hier de persoonsnamen een product van ’s schrijvers fantasie zijn, zoals hij ons voorin het boek verzekert. Soms dacht ik onder ’t lezen: heb je ’t hele boek niet verzonnen? Maar nee, meestal is hetgeen Bas aan zijn vader schrijft zó huiselijk en futiel van aard, dat je je niet kunt voorstellen dat het om iets anders zou gaan dan om echt gekopieerde brieven van een ontluikend joch.
En, zoals ik zeg, je ziet Nederland door zijn ogen. Hoe bijvoorbeeld de watersnood van 1953 door de mensen in de rest van Nederland wordt beleefd, is heel echt. Verder leeft Bas mee met de atlete Fanny Blankers-Koen; hij leest ”Eric de Noorman”, hoort op de radio de ”bonte dinsdagavondtrein”. Die sfeer zal op oudere mensen heel levensecht overkomen. Alleen de trein die op blz. 182 uit Utrecht na de stop in Voorburg op Den Haag-Centraal aankomt, doet mij de wenkbrauwen fronsen. Tot welk jaar spraken wij over Den Haag Staatsspoor? Nog eens kijken als ik daar kom. Er zit daar toch een gevelplaat? Staat daar niet de naam van minister Marijnissen op? Wanneer was die ook weer premier?
De brieven die Bas van zijn pappie terugkreeg, waren meestal niet aardig. Wat een schoolmeester, zeg!
Dominee en kerkdienst
Nog een enkele opmerking over de morele standaard van het boek. Ruwe taal of vloeken komen er niet in voor. We zijn in een protestants milieu: af en toe komt een dominee of een kerkdienst ter sprake. De fotootjes op de omslag van Wim Tjalsma als leraar en van Bas als jochie zijn vertederend; dat de auteur zijn boek opdraagt aan zijn juist overleden vrouw doet sympathiek aan.
Om een enkele erotische passage schijnt de schrijver niet heen gekund te hebben. ’t Is onze smaak niet, maar het zij hem vergeven; hoe een jongen man wordt leren tieners tegenwoordig ook bij biologie. Samenvattend: als iemand echt niets nuttigers te lezen heeft, kan dit boekje hem of haar best wel wat verstrooiing en hier en daar een niet onaardige aha-erlebnis bieden.