Mischa Hillesum, in de kiem gesmoord pianotalent
In 1943 probeerden de twee meest vooraanstaande Nederlandse musici, dirigent Willem Mengelberg en de directeur van het Amsterdamse conservatorium, Willem Andriessen, het onmogelijke.
Ze wilden het Joodse ‘wonderkind’ Mischa Hillesum samen met zijn familie redden van de ondergang en wendden zich tot SS’er en politiechef Rauter. Tevergeefs.
Wie was die jongen, die kennelijk zo belangrijk was voor het Nederlandse cultuurleven dat deze twee grote musici hem probeerden te redden? Het antwoord daarop geeft historicus Jan Willem Regenhardt in zijn biografie ”Mischa’s spel en de ondergang van de familie Hillesum”.
De jongen, in 1920 geboren in Winschoten, was bij muzikale fijnproevers in het interbellum goed bekend – hoewel hij als pianist nauwelijks grote concerten gaf en vooral in Amsterdamse huiskamers optrad. Hij was een grote muzikale belofte, maar kreeg nooit de kans om die in te lossen. De twee composities die hij maakte en die op een cd aan het boek zijn toegevoegd, laten dat ook zien.
Regenhardt probeert Mischa te maken tot meer dan slechts ”de broer van”. Zijn zus, Etty Hillesum, raakte in de jaren 80 van de vorige eeuw bekend als de adolescente evenknie van Anne Frank. Haar dagboeken, diep spiritueel en sprekend van haar worsteling met de betekenis van het drama dat zich rond de Europese Joden voltrok, werden spoedig opgenomen in de canon van Nederlands-Joodse holocaustliteratuur. Het muziektalent Mischa bleef daarbij de schaduw staan.
In ”Mischa’s spel” wordt niet alleen de pianist, maar het hele gezin Hillesum uitvoerig belicht. Daardoor krijgt de lezer een inkijkje in een excentrieke familie, waar vrijwel iedereen balanceerde op het randje tussen geniaal en gek. De Hillesums waren erg gevoelig en snel uit hun evenwicht gebracht. Ook Mischa leed daaronder – hij verbleef meermalen in Het Apeldoornsche Bosch, de Joodse psychiatrische instelling.
In alles wordt duidelijk dat Mischa een bijzondere jongen was. Toch lukt het Regenhardt helaas niet om een nieuw perspectief op de familie Hillesum te ontwikkelen. Daarvoor laat hij zich te zeer leiden door de psychologiserende analyses van Etty in haar dagboek. Maar had Mischa wel dezelfde ervaring met zijn familie als zijn beroemde zus? De gehechtheid tussen de ouders en hun zoon, die op tal van plaatsen in het boek tot uitdrukking komt, lijkt erop te wijzen dat Mischa heel wat minder moeite met hen had dan Etty.
Nu is het boek vooral een uitbreiding van het bestaande Hillesumbeeld, waarbij Mischa in het familieportret naast Etty wordt ingevuld. Dat gebeurt aan de hand van een indrukwekkende hoeveelheid bronnen en verklaringen van getuigen. Regenhardt heeft vrijwel iedereen gesproken die de familie Hillesum heeft gekend. Wel wordt er zó uitvoerig uit die gesprekken geciteerd, met de nodige herhalingen, dat de lezer regelmatig verlangt dat de auteur ingrijpt en een korte, bondige analyse geeft. Daarbij had de auteur ook wat meer afstand kunnen nemen. De manier waarop hij nu bijvoorbeeld over de handlijnkundige Julius Spier schrijft, is niet erg kritisch. Het lijkt nu alsof Spier een groot inzicht in Mischa had door de analyse die hij van zijn hand gaf. Maar wist Spier al die informatie al niet lang van Etty, met wie hij een relatie had?
Het hele boek wordt gedragen door de suggestie dat met Mischa Hillesum een groot talent verloren is gegaan. Regenhardt, zo blijkt uit de uitgebreide vergelijking die hij maakt, ziet Hillesum als een tweede Chopin. Maar zou Mischa daadwerkelijk zijn uitgegroeid tot zo’n groot componist of pianist? We weten het niet, hij had evengoed de rest van zijn leven als psychiatrisch patiënt in een inrichting kunnen verblijven.
De vraag is of dat nu werkelijk het belangrijkste is. Misschien ligt het belang van het tragische verhaal van de familie Hillesum er juist in dat dit begaafde gezin de weg ging van al die Nederlands-Joodse families die in de oorlog zijn vermoord.
Het gedeelte van het boek waarin het verblijf van de familie in Westerbork wordt beschreven behoort tot de sterkste stukken. De wanhoop en de verwoede pogingen van moeder Riva om haar gezin te redden, komen scherp naar voren. De sobere briefjes van vader Louis doen pijn aan je ogen – zeker als je weet hoe het met hen afloopt.
Ondertussen groeien de gezinsleden, onder druk van de misère, naar elkaar toe en klampen vader, moeder, Mischa en Etty zich aan elkaar vast. Alle pogingen tot redding zijn tevergeefs. Het hele gezin Hillesum werd met de trein uit Westerbork naar de Oost-Europese kampen gebracht. Mischa, zo laat de nauwgezette reconstructie van Regenhardt zien, heeft met zijn verfijnde pianistenhanden op het laatst het zware puin moeten ruimen van wat eens het getto van Warschau was. Totdat ook hij stierf.
”Mischa’s spel” is een monument op papier over een buitengewone familie die het lot deelde van vele andere Joodse families die de oorlog niet overleefden. In de Hillesums wordt ook hun nagedachtenis geëerd.
Boekgegevens
”Mischa’s spel en de ondergang van de familie Hillesum”, Jan Willem Regenhardt; uitg. Balans, Amsterdam, 2012; ISBN 978 94 600 3371 1; 328 blz., met cd; € 19,95.