Malgosia Fiebig: Poolse dame op Utrechtse Domtoren
Malgosia Fiebig had vijftien jaar geleden nog nooit van een carillon gehoord. Nu zit de Poolse alweer anderhalf jaar op de meest begeerde plek in beiaardland: de Utrechtse Domtoren. „Ik ben eigenlijk best verlegen. Maar als beiaardier kun je dat zijn.”
Toen de vorige stadsbeiaardier van Utrecht, Arie Abbenes, in de zomer van 2011 met pensioen ging, kwam ze bovendrijven: de Poolse Malgosia Fiebig (1975). Weliswaar was ze eerder dat jaar Gert Oldenbeuving opgevolgd als stadsbeiaardier van Nijmegen, maar daar werd weinig ruchtbaarheid aan gegeven.
Voor Utrecht moest ze meedoen aan een uitgebreide sollicitatieprocedure. Dan gaat het ook om de mooiste post in de beiaardwereld: een bijna volledige baan en de beschikking over drie carillons die alle een eigen karakter hebben: de Domtoren, de Zuidertoren van de Nicolaïkerk en de Willibrordustoren in Vleuten.
Van de twaalf gegadigden mochten er vier voorspelen. Resultaat: het spel van Fiebig stak met kop en schouders boven dat van de andere kandidaten uit, aldus de jury. Ze werd benoemd en was daarmee de eerste vrouwelijke beiaardier op die post.
Hoe het komt dat ze boven de anderen uitstak? Fiebig: „Dat moet je aan de jury vragen. Ik kan alleen zeggen wat ik doe. En dat is heel veel studeren. Sinds ik besloot om met de beiaard verder te gaan, studeer ik hard. Elke dag vier uur.” Ze wijst naar het instrument in haar woonkamer in Amersfoort. Een studieklavier waarop ze de bespelingen die ze hoog in de lucht moet geven, kan voorbereiden. „Daarnaast heb ik sinds ik in Nederland woon veel meegedaan aan concoursen en wedstrijden. Dat helpt bij een sollicitatie. Want dat is eigenlijk ook gewoon een wedstrijd.”
Gdansk
Fiebig werd in 1975 in de Noord-Poolse stad Gdansk, aan de Oostzee, geboren. Haar moeder is hoogleraar aan het conservatorium van Gdansk, haar vader is huisarts en zong veel in koren. Fiebig ging op haar 7e naar de muziekschool en leerde piano spelen. Later stapte ze over op orgel. Op haar 18e ging ze koordirectie en orgel studeren aan het conservatorium in Gdansk.
Haar leven nam een wending toen ze het carillon ontdekte. „In Polen is de beiaard vrijwel onbekend, behalve in Gdansk. Doordat het een Hanzestad was, waren er veel contacten met andere landen. Ook met Nederland met z’n beroemde carillontraditie. Op die manier kwamen er in de 16e en de 17e eeuw twee beiaards in Gdansk terecht: een in de St.-Catharinakerk en een in het stadhuis.”
De historische beiaards werden echter in de Tweede Wereldoorlog geroofd door de Duitsers. Jarenlang klonken er geen klokken in de Poolse stad. Tot eind jaren 80 van de vorige eeuw het plan ontstond om de klokken terug te krijgen. Toen het geld bij elkaar was gebracht, kreeg de Nederlandse klokkengieterij Koninklijke Eijsbouts de opdracht een beiaard te maken voor de St.-Catharinakerk. In 1998 was het instrument, met 49 klokken, klaar.
Een jaar later kwam de Nederlandse beiaardier Gert Oldenbeuving naar Polen om een week lang cursus te geven. Dat was het moment dat bij Fiebig het kwartje viel. „Ik had het idee dat ik die cursus moest doen. Ik kon me niet voorstellen hoe je met klokken muziek kunt maken. Dat wilde ik weten.” Nog datzelfde jaar werd Fiebig de eerste naoorlogse beiaardier van de St.-Catharinakerk. Twee jaar later ging ze ook het nieuw gebouwde carillon van het stadhuis bespelen.
Intussen bracht haar beiaardstudie haar met enige regelmaat in Nederland. Ze kreeg aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort les van Bernard Winsemius en Arie Abbenes. In 2004 vestigde ze zich definitief in de keistad. „Vanwege de liefde en vanwege mijn carrière. Als je verder wilt met de beiaard, is Nederland als centrum van de beiaardcultuur de plek waar je moet zijn.”
Verlegen
Nu ze zich stadsbeiaardier van zowel Nijmegen als Utrecht mag noemen, is haar week goed gevuld. Maandagmorgen speelt ze op de Stevenstoren in Nijmegen. In Utrecht treedt ze op zaterdag en zondag meerdere keren aan, van april tot november ook nog op vrijdag.
Ze geniet ervan. „Vooral Utrecht is een mooie plek. Ik heb de beschikking over drie heel verschillende carillons. De Domtoren heeft een grote beiaard van de gebroeders Hemony uit 1663-1664 in middentoonstemming. Een van de beste van de wereld die in heel goede staat verkeert. De beiaard van de Nicolaïkerk is ook van Hemony, maar ouder en met een totaal andere klank. Het carillon in Vleuten is in 2010 helemaal nieuw gebouwd. Ik heb dus veel afwisseling in mijn muzikale bestaan. Op zaterdag moet ik eerst op de Domtoren spelen, en vervolgens direct door naar Vleuten. Het verschil in klank bezorgt me soms een schok. Nee, het leven van een beiaardier is niet saai.”
Het is soms wel een moeilijk beroep, zegt ze. „Het vraagt fysiek veel van je. In de Domtoren moet ik meer dan 300 treden op. Vaak is er boven in de toren veel wind. Tijdens het spelen zit ik wel warm in de cabine, maar je bent met heel je lichaam bezig.” Lachend: „Het enige dat niet meedoet is je achterwerk.” Een beiaardier is vaak ook anoniem bezig. „Meestal krijg je geen directe reactie op wat je doet. Dat is vaak best eenzaam.” Tegelijk past dat wel bij haar. „Ik ben eigenlijk tamelijk verlegen. Dat is niet de beste eigenschap voor een artiest. Maar als beiaardier kun je dat zijn. Je bent daarboven in je eentje bezig, terwijl je wel een groot publiek bereikt met je spel. In feite de hele stad.”
Met orgelspelen is Fiebig intussen helemaal gestopt. „Ik vind de beiaard toch leuker. Waarom? Dat is moeilijk uit te leggen. Ik denk omdat ik meer invloed heb op de klank. Bij een orgel moet je met registraties het verschil maken. Op een carillon doe je dat met de manier waarop je de klokken aanslaat, het toucher. Daarmee kun je de dynamiek aanbrengen.”
Ook qua repertoire is de beiaard een bijzonder instrument. „Voor beiaard zelf is niet veel muziek geschreven: uit de baroktijd enkele composities, vanuit de romantiek niets, en dan vooral hedendaags repertoire. Daarom moet ik veel bewerken: muziek voor orgel, piano, gitaar, fluit, noem maar op. De beiaard is het enige instrument waarop je muziek van zo veel verschillende instrumenten kunt vertolken.”