Herinvoeren vermogenstoets AWBZ taai proces
Je eigen huis opeten en zo meebetalen aan de ouderenzorg; voor veel Nederlanders in het verzorgingshuis was dat de norm tot het afschaffen van de vermogenstoets in 1997. Sinds 2008 worstelt de politiek met het herinvoeren van de toets of een variant daarvan. „Noem het doormodderen.”
Staatssecretaris Bussemaker (PvdA) benadrukte het in oktober 2008 met klem: Het gaat écht om een kleine maatregel. Bussemaker, verantwoordelijk voor de (langdurige) zorg aan ouderen, gehandicapten en psychiatrische patiënten in een inrichting, kampte met een hardnekkig probleem: een tekort op de begroting van haar ministerie van VWS.
De oplossing leek eenvoudig: de eigen bijdrage van de ontvangers van deze zorg verhogen. De Kamer ging akkoord, zij het dat het Kamerlid J. M. de Vries van het toen nog gezaghebbende CDA één maatregel blokkeerde: de vermogenstoets.
Deze toets behelsde dat zorggebruikers behalve een percentage van hun inkomen ook een percentage van hun (spaar)vermogen voor hun zorg zouden moeten afstaan. Onbestaanbaar, betoogde De Vries, omdat die situatie te veel deed denken aan de situatie vóór 1997. Tot aan dat jaar was de Wet op de bejaardenoorden, met daarin de vermogenstoets, nog van kracht.
De meest vergaande consequentie ervan was dat ouderen na een verhuizing naar een instelling voor ouderenzorg de waarde van hun huis liquide moesten maken om het geld voor de zorgkosten te gebruiken. „Verplicht je huis opeten”, werd het in de volksmond genoemd. De toets leidde tot „ontwijkgedrag en schrijnende situaties”, strafte de „spaarzamen” onder de ouderen en was daardoor „onrechtvaardig”, vatte De Vries samen. Dat nooit weer, aldus het Kamerlid over de toets, die in 1997, toen de bejaardenoorden werden overgeheveld naar de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ), verdween.
Bussemaker kwam noodgedwongen met een ander plan. Vermogensinkomensbijtelling, noemde ze de nieuwe maatregel. Bij het zogeheten verzamelinkomen dat de hoogte van de eigen bijdrage mede bepaalt, werd al 4 procent opgeteld van het vermogen van box 3 (het totaal aan spaargeld en belegd vermogen boven het heffingsvrije vermogen). Bussemaker wilde dat percentage verdubbelen naar 8.
Een kleine maatregel, schreef de bewindsvrouw op 8 oktober 2008 aan de Kamer. Maar al was een vermogenstoets in strikte zin van tafel, De Vries bleef onvermurwbaar. Bussemaker restte niets anders dan haar voornemen op te bergen in de la, naar het leek voorgoed.
„De bijtelling voor het vaststellen van de eigen bijdrage AWBZ op basis van het box 3-vermogen wordt verhoogd van 4 procent naar 8 procent op het verzamelinkomen”, stond echter in het onderhandelingsakkoord dat Rutte (VVD), Wilders (PVV) en Verhagen (CDA) in de nazomer van 2010 bereikten; diep weggestopt in voetnoot 6 op pagina 17 van bijlage II. Inderdaad, Bussemakers oude plan.
Een ledenpanel van de ANBO, beloofde niets onheilspellends. „Een aantal jaren geleden is een voorstel van dezelfde strekking in de Tweede Kamer aan de orde geweest. Een kleine meerderheid van onze leden was toen vóór”, meldde de bond monter in oktober 2011. „Wij gaan er vooralsnog van uit dat hierin geen wijziging is gekomen.”
Ook vanuit het CDA bleven protesten achterwege. Sterker nog, in het op 26 april 2012 gepresenteerde lenteakkoord kondigden VVD, D66, GroenLinks, ChristenUnie én CDA nóg een verhoging van 4 procent aan naar een percentage van 12, met ingang van 1 januari 2013.
Gevolg: van de groep ontvangers van AWBZ-zorg in een instelling voor ouderen, dan wel gehandicapten of psychiatrische patiënten, in 2012 238.886 in totaal, kreeg ruim een kwart te maken met een hogere bijdrage. In ongeveer de helft van de gevallen bedraagt de verslechtering enkele honderden euro’s per maand. Bij de digitale meldpunten die de koepelorganisaties van ouderen (waaronder de ANBO), gehandicapten en psychiatrische patiënten openden, klopten pechvogels aan die door een plotselinge vermogensvermeerdering met een maandelijkse stijging van meer dan 1000 euro te maken kregen.
Het Platform VG vroeg aandacht voor een vader die smartengeld had gekregen nadat zijn kind door een medische fout gehandicapt was geraakt. Dat smartengeld wordt meegerekend en leidt tot een hogere eigen bijdrage.
Aan de bijtellingsmaatregel die nu van kracht is, hebben door de tijd heen vele partijen van diverse kleur hun steentje bijgedragen. „Dat onderkennen”, stelt prof. dr. K. Putters, hoogleraar gezondheidszorgbeleid en Eerste Kamerlid namens de PvdA, „is wat mij betreft onderdeel van het eerlijke verhaal.”
”Muddling through” is de term waarmee de bestuurskundige de beleidsvorming typeert: stapsgewijs verder komen, doormodderen. „Je zet eerst een paar stappen voorwaarts en vanwege onverwachte gebeurtenissen of een politiek-bestuurlijke situatie zet je er daarna weer een of twee terug.”
Mede debet aan die besluitvorming is onder meer het steeds meer gefragmentariseerde en gepolariseerde politieke klimaat, met snelle wisselingen van coalities, waarin de kabinetten van pakweg de afgelopen vijftien jaar hun werk hebben moeten doen, stelt Putters. „Beleidsvoornemens kwamen daardoor niet altijd tot uitvoering en sommige ingetrokken voorstellen keerden later alsnog terug, soms in een wat aangescherpte vorm. De vermogensinkomensbijtelling is daar een voorbeeld van.”
De bijtelling waartoe VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie in het lenteakkoord besloten, ging nog een stap verder dan de variant die vaker was overwogen maar om politieke redenen werd uitgesteld. Dat het langzaam gegroeide draagvlak voor eigen betalingen nu flink wordt beproefd lijkt, zo beaamt ook Putters, daarvan de consequentie.
„Aan het uitstellen van maatregelen kunnen ook schaduwkanten zitten. Wie bestuurt met onvoldoende oog voor de lange termijn en niet bereid is over zijn eigen schaduw heen te springen, overvraagt eigenlijk zijn opvolgers; dát is de les.”
Het ongenoegen over de vermogensinkomensbijtelling is op basis van recent SCP-onderzoek wel enigszins te duiden, denkt wetenschappelijk medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dr. Sjoerd Kooiker. „Wie zijn jarenlang opgespaarde centjes inzet, mag daar iets extra’s voor terugverwachten. En daar lijkt draagvlak voor te zijn. Mensen kunnen er begrip voor opbrengen dat vermogenden die daarvoor hun eigen spaargeld willen aanspreken toegang krijgen tot extra zorg. Kern van deze maatregel is nu dat mensen hun spaarvermogen wel zien afnemen, terwijl de zorg blijft zoals hij is, of in hun beleving verder verschraalt.”
Dat bij de bevolking het idee leeft dat er aan de top van de zorgsector meer wordt verdiend dan nodig is, is evenmin bevorderlijk voor het draagvlak, stelt Kooiker „Hetzelfde geldt voor ervaringen die men heeft met verspilling in de zorg. Uit de interviews die voor het onderzoek zijn gehouden kwam bovendien naar voren dat sommigen bij zorg alleen maar denken aan ziekenhuiszorg en operaties. Men realiseert zich niet dat ook de langdurige ouderenzorg daaronder valt.”
Hoe terecht de protesten van sommige Tweede Kamerfracties tegen de ingreep zijn, is, zegt Kooiker, niet aan het SCP om te beoordelen. „Maar vaststellen of genomen maatregelen in overeenstemming zijn met het rechtvaardigheidsgevoel van burgers is voor de overheid wel heel belangrijk gezien de noodzaak om ook onder burgers draagvlak te vinden voor het gevoerde beleid.”
AWBZ en spaarvermogen
Een groep van 63.532 ouderen, gehandicapten en psychiatrische patiënten in een instelling betaalde in januari een hogere eigen bijdrage als gevolg van de nieuwe vermogensinkomensbijstelling. Dat is ongeveer een kwart van de totale groep die in 2011 intramurale AWBZ-zorg ontving.
Van deze groep heeft 60 procent een vermogen van 50.000 euro of meer boven de heffingsvrije norm van 21.139 euro; 16 procent heeft een vermogen van meer dan een ton.
Door bij deze groep een hogere eigen bijdrage te innen, wil de overheid in 2013 een bedrag van 146 miljoen euro besparen op de kosten van de langdurige, intramurale AWBZ. Op die manier wil de overheid vermijden dat hoog opgeleiden via de inkomensafhankelijke AWBZ-premie verhoudingsgewijs steeds meer geld moeten besteden aan de collectieve kosten voor de gezondheidszorg.
Het Centraal Planbureau waarschuwde onlangs dat gezinnen met een modaal inkomen zonder overheidsingrijpen in 2040 47 procent van hun brutogezinsinkomen kwijt zullen zijn aan zorgpremies.
„Diefstal van kwetsbare groep”
Wie: Giel de Ruijter, bewindvoerder van zijn zus Iet (62).
Zus woont in: Ottersum (Limburg) in een instelling van Dichterbij voor mensen met een verstandelijke beperking.
Eigen bijdrage AWBZ-zorg: „Deze is verhoogd van 430 euro per maand in 2012 naar maandelijks 786 euro dit jaar. Omdat volgend jaar de korting van 16 procent uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten verdwijnt, moet Iet dan 145 euro extra betalen. Haar eigen bijdrage komt daarmee uit op 931 euro per maand.”
Financiële situatie: „Iet houdt na aftrek van de loonheffing en de AWBZ-bijdrage netto 143 euro per maand over. Volgend jaar komt ze maandelijks 2 euro tekort om de AWBZ-bijdrage te bekostigen.
Zij moet dan haar spaargeld aanspreken voor noodzakelijke uitgaven zoals kleding, persoonlijke verzorging, openbaar vervoer, geneeskundige zorg, begeleidingskosten en verzekeringen. Ik ben trots op Iet, want ze heeft ruim dertig jaar plichtsgetrouw gewerkt en gespaard voor haar oude dag en een klein pensioen opgebouwd. Haar spaarpot slinkt door de kabinetsmaatregelen binnen zes jaar tot het heffingsvrije vermogen van 21.139 euro.”
Reactie op verhoogde bijdrage: „Die fórse verhoging is onfatsoenlijk, gewoon diefstal van een kwetsbare groep. Ik wil dat mijn zus een zorgeloze oude dag tegemoet gaat en dit komt nu in het gedrang.”
Actie ondernomen: „Er is mij geadviseerd een cruise met mijn zus te maken, zodat ze tenminste plezier heeft van haar geld. Anderen regelen dat hun familielid met een verstandelijke beperking hun jaarlijks de belastingvrije schenking gaat doen. Ik vind zoiets ongepast. Ik heb een bezwaarschrift aan het CAK geschreven. Daarin verzoek ik onder andere de eigen AWBZ-bijdrage aan te passen aan de zak- en kleedgeldgrens van 293 euro per maand, want daar gaat het CAK volledig aan voorbij.”
„Onredelijke verhoging”
Wie: Tom Koerse, enig kind van L. Koerse-de Weerd (88), weduwe en Alzheimerpatiënte.
Moeder woont in: Verpleeghuis Bosch en Duin in Den Haag.
Eigen bijdrage AWBZ-zorg: „Het eerste halfjaar van haar verblijf in het verpleeghuis bedroeg de AWBZ-bijdrage 268 euro per maand. Vervolgens betaalde mijn moeder 1217 euro en sinds januari 2014 euro per maand.”
Financiële situatie: „De AOW en het pensioen bedragen samen 1300 euro per maand. Mijn moeder komt dus ruim 700 euro tekort om de AWBZ-bijdrage te bekostigen. Daarbovenop komen onder andere de extra kosten voor het verblijf in het verpleeghuis (wassen kleding, kapper en pedicure), de ziektekostenpremie, de aanslag inkomstenbelasting en de kosten van de woning, zoals de onroerendezaakbelasting. Op dit moment komt mijn moeder maandelijks 1500 euro tekort. Ze heeft slechts 4000 euro spaargeld. Het huis van mijn ouders staat te koop. Zolang deze woning niet verkocht is, moet ik dus 1500 euro per maand voorschieten.”
Reactie op verhoogde bijdrage: „Een verhoging van een paar honderd euro kan ik begrijpen, maar een bedrag van 800 euro vind ik onredelijk.”
Actie ondernomen: „Ik ga een bezwaarschrift indienen tegen de beschikking van het CAK.”