Regelgeving hindert economische groei
Wie in Australië een bedrijfje wil beginnen, heeft daar gemiddeld twee dagen voor nodig. In Haïti duurt het meer dan een halfjaar. De regelgeving voor het bedrijfsleven loopt per land sterk uiteen. Nederland doet het internationaal gezien niet slecht.
Dat blijkt uit een rapport dat de Wereldbank dinsdag heeft gepubliceerd. Het heeft betrekking op het opzetten van een onderneming, de kosten die daarmee gepaard gaan en het afwikkelen van een faillissement. Dit soort zaken zijn in rijke landen over het algemeen goed geregeld.
In arme landen is de regelgeving het omvangrijkst en dat belemmert hun economische ontwikkeling. In het rapport „Doing Business” worden 130 landen met elkaar vergeleken. Ook de wetgeving met betrekking tot de arbeidsmarkt komt aan de orde.
De opstellers van het rapport zeggen dat overheidsinstanties inefficiënter werken naarmate de regelgeving toeneemt. Er gaat veel tijd mee verloren en ook de kosten nemen toe. Het gevolg is dat de kansen op werkloosheid en corruptie groter worden en dat er minder wordt geproduceerd en geïnvesteerd.
Landen waar de regelgeving wel goed is, presteren economisch veel beter. In Nederland duurt het gemiddeld 39 dagen voordat een commercieel contract van kracht kan worden. De kosten zijn niet hoog. In Polen duurt het ongeveer drie jaar, aldus het rapport, en kost het relatief veel meer geld.
China, dat een grote groeimarkt heeft, is een verhaal apart, aldus het rapport. Het economische systeem ging de afgelopen jaren op de schop, waardoor het land aantrekkelijker werd voor investeerders. Ook is het nu niet moeilijk meer om een onderneming te beginnen en worden handelsgeschillen sneller opgelost dan voorheen. In India gaat het minder vlot. Wie daar een faillissement wil afwikkelen, is gemiddeld elf jaar kwijt.
Afrika heeft nog een lange weg te gaan. De arbeidswetgeving is er hard aan vernieuwing toe terwijl het economisch slecht gaat op het continent. De armoede is er de afgelopen dertig jaar toegenomen.
De Wereldbank hoopt dat regeringen in ontwikkelingslanden zich welwillender opstellen ten aanzien van hervormingen op sociaal-economisch gebied. Volgens het rapport is het niet noodzakelijk dat de regelgeving speciaal op het land wordt afgestemd. Door onder meer technologische ontwikkelingen kunnen verschillende landen met eenzelfde aanpak prima uit de voeten.