’Eén extreme zomer nog geen bewijs broeikaseffect’
Eén extreem hete zomer zoals dit jaar is nog geen bewijs voor een versterking van het broeikaseffect, zegt klimaatdeskundige R. van Dorland van het KNMI. In 1947, toen in De Bilt de warmste zomer van de vorige eeuw werd gemeten, had de mens nauwelijks of geen invloed op het weer.
Van Dorland reageert op kritiek van het Wereld Natuur Fonds. Volgens een WNF–woordvoerster ontkennen klimaatexperts dat extremen, zoals de afgelopen hete en droge zomer, te maken hebben met een snelle klimaatverandering. „Dan kruipen de metereologen van het KNMI ineens in hun schulp", aldus de WNF–woordvoerster dinsdag.
Het KNMI doet alleen uitspraken die wetenschappelijk onderbouwd zijn, zegt Van Dorland. „Dat is niet in de schulp kruipen, maar eerlijke informatie, vrij van emotie." Eén extreme zomer aan het broeikaseffect toeschrijven, is volgens hem onzin.
Wat wel wetenschappelijk te onderbouwen is, is het feit dat door de opwarming van de aarde de kans op een extreem hete zomer toeneemt. In het jaar 2100 zal de temperatuur op aarde, dus ook in Nederland, 1,5 tot 6 graad Celsius hoger zijn. De kans op uitschieters neemt dan toe. Maar hete en droge zomers enerzijds en koude en natte zomers anderzijds zijn er altijd geweest. Pas achteraf kun je constateren dat als er in een bepaalde periode vaker hete zomers zijn, dat dit aan het broeikaseffect is toe te schrijven, aldus Van Dorland.
Woordvoerster M. Somers van het KNMI zegt teleurgesteld te zijn door de uitspraken van het WNF. Gezien de andere blik van het natuurfonds op het klimaat begrijpt ze die opmerking wel, maar beide organisaties hadden juist afgesproken elkaar niet via de media te kapittelen. Het WNF houdt zich vooral bezig met de gevolgen van het klimaat, terwijl het KNMI heel sec onderzoek doet, aldus Somers.